Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] XXI. Meilied. Alle vogels vliegen door den blauwen hemel, Alle honden rennen door het groene woud. Maar de vogel van mijn blijheid kwijnt van heimwee naar zijn vrijheid, Maar mijn hond van trouw-in-deemoed ligt begraven, star en koud. Alle blaadjes dansen in den blijen Meiwind, Alle vlinders spelen in de bloemenwei, Maar de blaadjes van mijn hopen, maar mijn vlinder, vleugels open, Zijn verdorven en gestorven in mijn lang verwelkten Mei. [pagina 43] [p. 43] Alle kindjes juichen, blij met blauw en zongoud, Alle bloemen springen uit haar knoppekleed. Maar mijn kindeken van onschuld, dat zijn handjes rijk met zon vult, Ligt begraven onder donkere immortellen zwaar van leed. Alle meisjes zingen liedekens van liefde, Alle knapen lachen om beloofde vreugd. Maar het meisje van mijn zangen, maar mijn knaap van Mei-verlangen Droomen onder zware zerken, in het kerkhof van mijn jeugd. Vorige Volgende