Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] XIX. Lentebui. De blanke meidoorn geurt verlangen-zwoel Zijn weelde-aroom, lijk honig zoet te proeven In de avondlucht, waar 't liefdeloom blijft toeven En streelt den hemel, bleek van voorgevoel: Een donker onweêr komt zijn droom bedroeven. - En álles wacht. - Geen klank van stadsgewoel Bereikt mijn oor dan, jagend naar zijn doel, Van ver een trem het angstig-klagend zoeven. [pagina 39] [p. 39] Het loof wordt zwart, de meidoorn schemert flauw, De bange vooglen ritslen in de struiken, Geen enkle ster komt vonkle' in 't hemelgrauw. Een blauwe schicht doet plots mij de oogen luiken. Dof gromt de donder, regen klettert lauw En in die rege' is héel de Mei te ruiken. Vorige Volgende