Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] XVIII. Violen. Violen, blauw als reine meisjesoogen Die wachte' een wonder na den Meienacht, Half bang, half blij, met prillen dauw bevracht, Die lenteblauw hebt zóo diep ingezogen Dat, zelfs bij rege', in u de hemel lacht - D' azuren lach, waarheen mijn droomen vlogen, Als dronken vlinders, fladdrende opgetogen Om de open kelken, waar de honig wacht! [pagina 37] [p. 37] O zijt gij de ál te vroeg in de aard verholen Oogen van meisjes, die herleven deed In blauwen bloei van vragende violen De lente-weemoed van haar liefdeleed, Wijl de arme zieltjes vredezoekend dolen, Van zwerven moe, tot sterven niet gereed? Vorige Volgende