Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] XVII. Ontwaken. Waak óp, mijn ziel! wil niet zóo peinzend treuren! Aanvaard genadig wat uw slaven brengen, In deemoed knielend vóor uw troon: zij plengen Reukofferanden u van rozegeuren, Viole- en loof-aromen, zie, zij mengen Tot éen festijn de koele en warme kleuren En paren vogelzang aan windeneuren En zonnezoen aan avond-schaduw-lengen. [pagina 35] [p. 35] Voel, de adem van een god doorzoelt de luchten. Gelijk een lam geleid naar bloemenweien, Waar 't veilig speelt en heeft geen leed te duchten, Wil, teedre ziel, u blij de lente wijen, Tot heel uw wee versmelte in weeldezuchten En elk bewegen worde spelemeien. Vorige Volgende