Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] X. Zomernoen. De bloemen zwijmen in den zomerzoen. 't Bestoven loover wil geen wind doorzoeven. Zacht zoemt een bij, die komt de zoetheid proeven, Al óverrijp, van perzik en meloen. Hoe lang nog zal mijn ziel in 't leven toeven? Ik voel volbracht mijn lijden en mijn doen. 'k Zwijm, als de roze', in d' al te zwoelen noen. Niets kan mij meer verblijden of bedroeven. [pagina 21] [p. 21] Nu doemt me een daemon, die met droomen spot, Te proeve' aldoor den weeën smaak van 't leven, Als van een perzik, donze en rood, maar rot. Ik bad u áan met handenvouwe' en beven, O leven! liefde en glorie, mensch en god, 'k Zocht ál in u. - Hoe ben ik arm gebleven! Vorige Volgende