Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] VIII. Onrust. De hooge wolken droomen, blank als schuim. De zonnebloeme' omzoemt een bijentros. En zoele wind waait gouden blaadren los En speelt er bal mee door het blauwe ruim. Door de open ramen blinkt de zon al ros En 'k voel in fel een hartklop: ik verzuim Een groote vreugd, die bracht mij lichten luim, Melodisch lied en blijen rozeblos. [pagina 17] [p. 17] 'k Ontvlied de stille kamer, o ik haat Mijn kamer nu, 't lijkt me een gevang! - ik snel Naar buiten. - Wee! nu kom ik al te laat. Ik vind mijn vreugd niet hier, doch in mijn cel Wacht zij wellicht op mij - dat 'k open laat Voor haar mijn kamer weet zij zeker wel. Vorige Volgende