Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] VII. Petunia. Mijn teedre ziel is een petunia, Die zet voor zon 't fluweelen kellekje open En laat zich blij met liefdestralen doopen En met aroom den zomer antwoordt ja. Doch komt de sombre wolken uitgedropen De regen kil, verkondende ongenâ, Dan vouwt zij vlug haar kelkje dicht: - ‘O sla Maar, booze bui! ik blijf wel veilig hopen.’ [pagina 15] [p. 15] Zoo redt die bloem haar teeder innig Ik, Tot weer ze ontluikt, in liefdevol vertrouwen, Voor zonnezegen, na den regenschrik. Doch bleef zij minder lieflijk om te aanschouwen, Dan 't bloemenvolk, dat schroomt geen regentik: Haar blank fluweel doorfronsen rimpelvouwen. Vorige Volgende