Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] IV. Lentesneeuw. Het blinkeblauw der blije lenteluchten Wordt plots door ijzig ijzergrijs verholen En winterwitte zware vlokken dolen, Waar, zonnegeel, al zweefden vlindervluchten. De vlokken vallen, vullend mijn violen. Zij zien mij droef verwijtend aan en zuchten: - ‘We ontloken, vroom vertrouwend in genuchten, Die nu - waarom? - ons worden ruw ontstolen.’ [pagina 9] [p. 9] Te vroeg ontbloeid, nog lauw van zonnezoenen, Laat sneeuw u rein met lijden's wijding doopen. Uw zon komt weer en doet de wereld groenen. Hou' wijd uw witbesneeuwde kelken open En wacht. - De vreugd der lente is voor de koenen, Die, zonverlaten, blijven bloeie' en hopen. Vorige Volgende