Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens
(1669)–Jan Swammerdam– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
Tab. XII. Vergelijkinge vande Veranderinge der Genoffel-Bloemen, Angelieren, of Teste-Bloemen, Met de Popkens der Bloedeloose Dierkens.In deese Afbeeldingen vertoonen wy. (1) Den Angelier in sijn eerste Vel of Vlies, waar in deselve saad genoemt werd. (2) Het genoemde Vel of Vlies afgelegt. (3) Den Angelier nieuwelijkx uytgesprooten. (4) Het genoemde uytspruytselken in eenige bladeren vergroeit. (5) Het eyge uytspruytselken soo alswe het een Knop noemen, ende als een Popken aanmerken. (6) Den Angelier uyt sijn Knopken gepuylt, ende tot saad te winnen bequaam geworden.
DE overeen-kominge der veranderingen vande Planten, ende de Gewassen, met die der Bloedeloose Dierkens op ons vier-en-sestigste blad, in ons voorgaande vverk alreede aangevveesen hebbende. Soo is't, datvve alhier tot meerder klaarheid, het selve ontrent een Angelier deur middel van Afbeeldingen vertoonen. Ten eersten, Ga naar voetnoot+ soo verbeelden vvy het Saad van den Angelier naa't Leeven. Het vvelke wy vervolgens by de letter A, Ga naar voetnoot+ weeder in het groot vertoonen. In het selve openbaart sig ontrent in het midden, een wit geboggelde verheeventheid, door welke, wanneer het nog in sijn huysken is, het eeven gelijk het saad van een Bloedeloos Dierken, in sijn Lijfmoeder of Eyer-stok, toeneemt, aanwast, ende gevoed vverd. Soo datvve het genoemde teeken, 't geen ook alderhande saatkens gemeen is, eeven als den afgebonden Navel van het Angelier saad soude kunnen aanmerken. Vorders vvorden seer aardig op het genoemde saad vertoont, eenige kartelige, striemige, ende stippel-svvarte verheeventheeden, vvaar door het selve met de oneffene rompeligheid van het zegrijn leer overeen-komt: ende daar meede vergeleeken sou kunnen vverden. | |
[pagina 39]
| |
Ten tweeden, Ga naar voetnoot+ soo vertoonen wy het Vlies 't geen het genoemde saad, wanneer het in gestalte van een Angelier-spruytselken III. Daar uytberst, op de wijse vande Bloedeloose Dierkens, komt af te leggen. De uyterlijke gedaante van het Angelier saad, by I. en A. vertoont hebbende: ende het afgeleide Vlies by II. soo verbeelden wy vervolgens aan de letter B, Ga naar voetnoot+ de waare gedaante van het inwendig verborgen Angelier saad, naa 't leeven. Het welke wy om een netter begrip daar van te verkrijgen, wederom by de letter C, Ga naar voetnoot+ in 't groot afmaalen. 't Voornaamste 't geen daar in te sien is, is het voor-uytsteekende puntken, ende de gespleete scheidinge, of deelinge van het vordere lichaam des saads. Waarom, wanneer het saad in de aarde geworpen wert; soo bevinden wy dat het genoemde uytsteekende puntken, sig om laag buygende ende op het uyt-eynde uytbottende, de wortel III. maakt; ende het vordere lichaam des saads sig meer en meer open splijtende, ende van het uyterste Vlies II. sig ontbloot hebbende, maakt de twee eerste blaatkens: Als by het derde Ga naar voetnoot+ getal na het leven afgebeelt is. Alwaar wy de twee eerste Blaatkens, met de Veselkens of By-wortelkens, ende alsoo het geheele tengere Uytspruytselken, ofte den Angelier in sijn begintsel; ende eeven als een Bloedeloos Dierken uyt sijn eerste Vlies of Vel gekroopen sijnde; nettelijk afmaalen. Soo vertoonen wy ten vierden, Ga naar voetnoot+ het uytspruytselken van den Angelier wat grooter geworden sijnde, ende rondsom met eenige uytbottende bladeren, dewelke by de uytspruytende cierelijke haar-bosschen der Rupsen soude kunnen vergelijken werden; verçiert. Ten vijfden Ga naar voetnoot+ wort vertoont, hoe het Angelier-spruytselken eyndelijk tot een Knopken aangegroeit, uytgepuylt, ende uytgebot is: soo dat het den inwendige verborgen Angelier, dewelke kreukelig ende geplooit daar binnen in gevonden werd, eeven gelijk een Popken of Gulde-Popken het inwendig verborge Dierken; komt te bevatten. Dan met dit onderscheit, dat, de deelen van den Angelier van een eenpaarig-verknogt Vlies of Huysken, gelijk als een kuyken van sijn schaal, bevat werden: daar in tegendeel alle de leeden vande Popkens of Gulde-Popkens, besonderlijk van haar huyt omvangen ende bekleet werden: ende nooit met eenpaarige schelle, ten sy datse haar laatste huytken niet af en stroopen, als in onse vierde order plaats heeft, bedekt sijn. Ten laatsten, Ga naar voetnoot+ soo teekenen wy den uytgesprooten Angelier selve; dewelke , als een çierelijk Cappelleken uyt sijn Popken, of Gulde-popken, | |
[pagina 40]
| |
allenkxkens uyt sijn Knopken gepuylt wesende, ende tot volle groote, ende als bequaam om saad te setten geworden sijnde: met een praalend gewaad, de weder helft, op de wijse van de Bloedeloose Dierkens, als te gemoet siet. Maar, gelijk den Oppersten Maker haar het plaatselijk beweegen ende de vermenging geweygert heeft: soo is't, datse haar leeven in over-geurige dampen, als door soo veel uytboesemingen van heete sugten, allenkxkens verliesende: haare Vrugtbaarheid niet als door de dood ende het verderf vinden kan. Behalven datwe inden aard der dingen ook soodaanige Bloedeloose Dierkens aanmerken, dewelke, hoewelse mannelijk ende vrouwelijk te sijn bevonden worden de Natuur, de vermenging meede geweygert heeft: als elders alreede gesegt is, ende ontrent het Haft plaats grijpt. Soo bevinden wy ook het selve ontrent de Bloedrijke Dieren, als by voorbeelt de Visschen, plaats te hebben. Waarom indienwe omsigtig, soo de Order der Veranderingen, als die der Aangroeingen in leedemaaten, ende wat diergelijkx meer is; ontrent de Bloedeloose, de Bloedrijke, ende de Groeiende Schepselen; bemerken: soo blijkt immers klaarelijk dat alle Gods werken op de selve regelen gegrontvest sijn; ende onnadenkelijk onder malkander overeen-koomen. Het welke ernstig bedenkende, herdenkende, ende overleggende: wie sal kunnen, ja wie sal durven staande houden, datter iets by geval onder den Hemel gebooren werd? geschikt, gedagt, uytgewerkt, ofte volvragt werd? Indien dan de Voortteeling, de Opqueeking,de Aangroeing, de Verandering, ende wederom de Voortteeling, de Opqueeking, en soo voorts; van de Luys, de Puystebijter, de Mier, de Cappel, ende de Vlieg; geregelt, ende bepaalt is? Wie sal durven lochenen, dat alle de andere deelen van dit Al, niet geschiktelijk geregeert werden? Wie sal niet in ende onder den Grooten ende den Heerelijken Schepper sig gerust stellen? Ja wie sal seg ik in sijne schikkingen sig niet vergenoegen? Ende onder sijne hand ende over-verwonderlijke werkingen ootmoedig sig neer-buygen? |