Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens
(1669)–Jan Swammerdam– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
Tab. VII. Dier-Popken. de Eerste Order. Primus Ordo. Nympha Animal.In deese Afbeeldingen vertoonen wy. (1) De Luis in sijn eerste Vel of Vlies, waar in hy een Ey of Neet genoemt werd. (2) Het genoemde Vel, Vlies, ofte Ey afgelegt. (3) De Luys, sijn Vlies of Huyt, nu verlaaten hebbende. (4) De genoemde Luys wat grooter geworden. (5) De selfde Luis aangemerkt als een Dier-Popken. (6) De Luys nu bequaam tot de Voort-teeling geworden.
DIt Eerste getal Ga naar voetnoot+ vertoont den Neet, ofte anders de Luys in sijn eerste Vel naa 't leeven. Waar neffens wy afgebeelt hebben by de letter A Ga naar voetnoot+ de genoemde Neet in het groot; ende dat op die wijse, op welke wy hem deur een vergroot glas bemerken. Terwijl wy dan het seer seltsaam, ende verwonderlijk maaksel van den Neet vertoonen: soo verbeelden wy ontrent het Hooft van de selve een eywijse boord ofte rand, waar binnen eenige Dopkens als druifkens, dewelke geen nette ende bepaalde gestalte hebben, haar sien laaten. Deese dopkens verbeelden wy verder eenigsins ingeboogen te sijn, ende dan weer in het midden, als in een witagtig puntken verheeven. Soo bevinden ende verbeelden vvy ook, dat de genoemde Dopkens, het binnenste vande geseide rand ofte kring, niet geheelijk vervullen. Wat laager vande genoemde rand af, vertoonen wy op beide de sijden, een teer geboggelde verheeventheid, waar in wy de oogen vande Luys, wanneer hy nog vogtig van leeden sijnde, in sijn Vlies ofte de geseide Neet is, bevinden geplaats te sijn; ende welke oogen allenkxkens bruinder werdende, daar dan ten laatsten swart deur schijnen. Vorders op het midden vande Neet verbeelden wy een deurschijnent deelken, datwe, als het hert op sijn maat kloppende, dikmaal bevonden hebben: ende mogentlijk het selve deelken is, datwe, op 't midden vande Luys by de letter E afgebeelt, vertoonen. By het Tweede getal, Ga naar voetnoot+ vertoonen wy in't kleen ofte naa 't leeven, hoe de Neet ofte anders het uiterste Vlies vande Luys, wanneer als de selve daar | |
[pagina 16]
| |
uit kruipt, verlaaten vverd. 't Geen vvy dan vvederom by de letter В Ga naar voetnoot+ in 't groot vertoonen. In het selve verbeelden wy, de voorige rand met sijn dopkens, van het vordere vlies afgescheiden ende opengeborsten: soo dat het sig laat aansien als een kan met een geopend lit. Vorders, Ga naar voetnoot+ beelden vvy de Luys selver af; soo datvve hier sien, hoe deselve als een volmaakt dier, uyt sijn vlies gekroopen is: ende geen andere verandering meer hoeft te ondergaan; soo dat hy alleenig maar grooter moet vverden; ende soo nog eenige maalen vervellen. Om vvelke reedenen nu, naademaal de Luys volmaakt uit sijn Vlies komt, soo hebben vvy hem in die gestalte sijnde, het Ey-gelijk dier-popken genoemt. Als op ons sestigste blad aangeweesen. De genoemde Luys Ga naar voetnoot+ vertoonen wy nu orders halve, vvat grooter gevvorden; ende als in sijn derde ofte vierde vel dat hy sal vervvisselen. Ten Vijfden, Ga naar voetnoot+ soo verbeelden wy de selve Luis tot sijn volwasse groote gekoomen sijnde: ende in welken staat alsoo hy nu, in sijn laatste huitken, dat hy sal afleggen, is, wy hem als een Dier popken aangemerkt hebben. Soo bevinden wy ook dat verscheide dierkens in deese order, onder het afleggen van haar laatste huitken, nog eenigsins verandert worden: dan naa welken tijd sy niet meer aangroeyen, ofte in het minste verwisselen. Als bequamer, uit de afbeeldingen vande volgende Orderen, by het selfde getal van vijf en ses, sal verstaan werden. Ten sesten, Ga naar voetnoot+ soo vertoonen wy de Luys tot volkoomen Ouderdom ende groote gekoomen sijnde: soo dat hy nu bequaam tot de voortteeling geworden is; ende gelijk als de kinderlijke jaaren ontwassen. De genoemde Luys vertoonen wy by de letter С. Ga naar voetnoot+ weer in het groot: maar, op datwe soo veel te beeter, alles watwe daar verbeelden, souden begrijpen: soo is't datwe hem in Hooft, Borst ende Buik sullen afdeelen, ende besonderlijk wat in ieder te sien is beschrijven. Voor ееrst dan vertoonen wy in het Hooft, alwaar wy het vel glimmend, ende met eenige kuilkens ende afdeelingen onderscheiden te sijn, bevinden; de Oogen; als ook de Hoornen die vijf leeden hebben, ende met hayr beset sijn. Vorders vertoonen wy voor aan de Веk een kleene verheeventheid, dat mogelijk alsoo hy geen mond en heeft die sig opent, het kokerken is daar hy sijn Angel in verbergt. Ten tweeden, verbeelden wy de afdeelingen vande Borst, dewelke met het getal der voeten overeen koomen, ende dan nog in'er midden seer aardig van teekening sijn. Het vel is hier meede glinsterend ende met kuilkens beset. Nu onder aande borst vertoonen wy de ses uitstec- | |
[pagina 17]
| |
kende beenen, dewelke vijf onderkennelijke leeden hebben; ende van teekening sijn als zegrijn leer, dat sig allenxkens naa de tippen der voeten komt te verliesen; dan de blanke aderen, dewelke deur het vel der pooten heen schijnen, beletten ook eenigsins het gesigt vande genoemde teekening. Vorders is het onderste lit vande voeten met een lange ende een korte nagel of klaau, dewelke een gebruik als van een vinger ende een duym hebben, versien: waar tusschen verscheide hayrkens haar vertoonen. Soo sijn ook de beenen overal met fijn hayr beset. Ten derden, soo sijn ontrent de Buyk in agt te neemen, de ringwijse inkeepingen, de hayrkens, ende de striemagtige teekening op de rug, dewelke met de loop van het vel op de tippen der vingeren ten naasten by overeen komt. Soo is ook op de rug aanmerkelijk het deurschijnen van eenige ingewanden, als meede hoe het vel, ontrent de rand ofte de Boord vande buyk, van teekening als zegrijn leer sig vertoont, het welke dan wat meer naa het weeke vande buyk, ofte het hangen vande rand, glimmend ende vol kuylkens is. Sijnde eindelijk de geheele Luys deurlugtig als Cristal, soo dat de binnenste leeden deur de buitenste heen schijnen. De Luys vertoont hebbende van booven: soo vertoonen wy hem ook van onderen, als by de letter D. Ga naar voetnoot+ Het welke daar dan leevens groote, maar in een andere Luys, om uytgesogter teekening te hebben, gedaan sijnde. Soo verbeelden wy de genoemde Luys weer in het groot, als by de letter E. Ga naar voetnoot+ Tusschen deese Luis ende die by de letter С afgebeelt is, is dit onderscheit, dat, de voegingen vande beenen met de borst veel netter gesien werden; als meede de deurschijnende silver blanke aderen op de buyk, neffens ook de swartheid der overtolligheeden, soo inde darmen, maag, als elders. Soo vertoonen wy ook in het midden op de Buyk een wit stippelken, dat geduurig in het leeven op ende neer beweegt werd, ende voor het hard genoomen sou kunnen werden; indien het met de beweeging van het selve overeen quam, ende wat hooger geplaats was. Dat egter in alle dieren geen plaats grijpt. Vorders soo is de deurschijnendheid van lichaam, de striemagtige teekening vande huyt, als meede de hayragtigheid vande selve, hier van onderen eeven als van boovenen: datwe ontrent de hoornen, de oogen, ende de beenen meede aanmerken. Vorder op het uyteynde vande buyk, vertoonen wy twee halve maan-wijse deelkens, van binnen met hayr beset, dewelcke den uyt-ganck der darmen bedeckken. | |
[pagina 18]
| |
Onder deese Eerste Order van veranderinge behooren, ende op deselve wijse vervellen, de Dierkens, van het vijf-en-vijftigste blad, tot het vijf-en-taghentigste, beschreeven. |