Historia insectorum generalis, ofte algemeene verhandeling van de bloedeloose dierkens
(1669)–Jan Swammerdam– Auteursrechtvrij
[pagina 11]
| |
[pagina 13]
| |
IN ons voorgaande werk, genogsaam, onse vier Orderen van verwisselingen, beschreeven hebbende: soo is't datwe nu, uit ieder Order, een Voorbeelt in Teekening sullen by-brengen; naa het welke de verwisselingen, vande vordere Dierkens onder de geseide Orderen behoorende, moeten geschat werden. Hoewel egter datse geheel en al, in haar besondere vertooningen, met malkander niet overeen en koomеп: want ieder Dierken in sijn veranderingen nog iets besonders heeft, waar deur het vande verwisselingen, vande Dierkens dewelke onder de selve Order behooren, eenigsins komt te verscheelen. Als voornaamentlijk uit onse besondere ondervindingen vande vierde Order blijken sal: ende ontrent de veranderingen, ofte de Gulde-Popkens der Rupsen, inde Afbeeldingen vanden neerstigen Goedaert, vertoont; alreede gesien kan werden. Uit de eerste Order van onse veranderingen dan, sullen wy neemen de Luis. Uit de tweede Order, de Puistebijter. Uit de derde Order, maar op de eerste wijse, de Mier: ende uit de selve derde Order, dan op de tweede wijse een Nagt-Capelleken. Ende soo sullen wy ten laatsten, uit de vierde Order, by-brengen een Vlieg. Alle welke veranderingen wy verder sullen verligten met de Aangroeingen van Leedemaaten in een Vorsch, ende de Uytpuylingen van Deelen in een Bloem. Ontrent alle welke verwisselingen, op datwe soo veelte netter, de overeen-komingen van de eene veranderinge met den anderen, vertoonen: soo ist datwe het selfde getal, ende de selve regel, geduurig, onderhouden sullen. Hoewel het selve in alle de afbeeldingen der verwisselingen; als by voorbeelt in die vande Luis, alwaar de verandering niet opmerkelijker is, als alleenig dat de luis wat grooter werd; niet noodig is. | |
[pagina 14]
| |
Dan naademaal wy ontrent de Puistebijter, ende de vordere Dierkens dewelke wy afbeelden, vijf of ses onderscheidentlijke veranderingen, eerse tot volmaakten ouderdom koomen, ende bequaam tot de voortteeling werden; bemerken. Soo is't datwe gedwongen sijn geweest, het selve ontrent de Luis, Ordershalve, meede te doen. Het welke wy dan vorders ontrent de Vorsch ende de Bloem, om de vergelijkinge soo veel te netter te maaken, meede waargenoomen hebben. Eindelijk soo hebben wy al het geene datwe met cyfer aanwijsen, naa het leeven doen teekenen: ende de dierkens dewelke wy by de letters uitbeelden, deselve sijn deur een vergroot-glas gesien: behalven nogtans datter ook eenige dierkens met letters aangeweesen werden, die naa het leeven geteekent sijn. Het welke gedaan is geworden, soo om de overeen-komende Order in het cijfer niet te breeken, als meede om dat sommige deeser Dierkens groot genog waaren; soo datse niet en behoefden deur een vergroot-glas afgebeelt te werden. Om nu de Natuur soo veel mogelijk was na te volgen, soo ist, datwe de witte dierkens op een swarte gront hebben doen setten; ende de andere weer sonder de selve. Het welke wy soo veel te nodiger om te doen geagt hebben, nademaal den Heer Goedaert; sullende de loshayrige Rupse in onse XIII. tafel afgebeelt vertoonen, deselve t'eenemaal sonder hayr teekent: 't geen hem mogelijk gebeurt is, om dat hy de selve op geen swarte gront geset hebbende, daar door de witte hairkens heeft over 't hooft gesien. Vorders soo hebben wy ook hier op gelet, datwe soodanige bekende Dierkens hebben uitgekoosen, dewelcke geensins met veruwen behoeven afgeset te werden: behalven oock datwe gelooven onse afbeeldingen soo wel gedaan te weesen; dat het jammer sou sijn, deselve met veruwen te bekladden. |
|