De verheerlijkte schoenlappers of De gecroonde leersse
(1989)–Michiel de Swaen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
Vijfde bedrijf
Teun met de sijne, op weegh, naer den Keyser, wort van Joren getroost. (1) Voor den Keyser gecomen sijnde, hij geraekt in een groote ontsteltenis. Endelijk door des Keysers minsaemheyt versekert, en gevraegt sijnde, wat hij voor sijn onthael versocht, hij vraegt en vercrijgt d'eere van de gecroonde leersse, onder sijn ambacht te dragen in den ommegangh. Waer door verheugt, verlooft hij sijne dochter aen Joren.Ga naar voetnoot97
Joren, Teun, Maey, Jaqlijne
Schep (2) moedt, mijn baes, het lukt wel beter dan (3) ie meentGa naar voetnoot1173
Teun
Dien absiaer heeft mijn moedt en herte soo vercleent,Ga naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
Dat ick niet dan (4) gerecht en galgen sie (5) voor oogen.Ga naar voetnoot1175
Maey
O Heer! hoe sal 't vergaen?Ga naar voetnoot1176
| |
[pagina 98]
| |
Joren
Die ijdele vertoogen,
En spruyten niewers uyt, dan uyt (1) de vrees; ey steltGa naar voetnoot1177
Uw sinnen wat, en jaegt den schrik wegh die u quelt;Ga naar voetnoot1177-8
g'Hebt op uw lever niet waerom gij soo soudt schroomen.Ga naar voetnoot1179
Teun
1180[regelnummer]
't Is waer, ick hebbe noyt een anders goet genomen;
Ik heb noyt peerde-leer voor koeyen-leer (2) verkocht;
'k Heb noyt bedorven sool nogh (3) randen ingewrocht;Ga naar voetnoot1182
Nogh d'oogen, voor 't bedrogh van knapen toegeloken.Ga naar voetnoot1183
Ik heb nooit, dat ik weet, den vorst te na (4) gesproken,
1185[regelnummer]
Nogh oyt geweygert (5) tol, of rechten of excys (6),Ga naar voetnoot1185
Nogh (is 't niet waer, Maey?) oyt geeyscht te hoogen prijs,
Van lappen?Ga naar voetnoot1187
Maey
Ja 't, mijn man, dat stak mij selver tegen.
Maey
Dat raekt 't recht nogh den Keyser niet.
Teun
1190[regelnummer]
'k Ben niemant schuldigh, dan alleen, aen buurwijf Griet,
Voor bier en brandewijn, naer mij geheugt, ses blancken.Ga naar voetnoot1191
| |
[pagina 99]
| |
Joren
Wel waerom dan, soo seer te beven, en te jancken?
Dat beev', en jank (1) en schroom (2), en schrik(3) en huyle (4) en tierGa naar voetnoot1193
Die vuyl van binnen is.
Teun
Wat weet ik, of Passchier
1195[regelnummer]
Den touwer, die op mij soo nijdigh is ontsteken,Ga naar voetnoot1195
Mij dese pert niet speelt, om hem, van mij, te wreken?Ga naar voetnoot1196
Maey
Wat can hij doen? hij is maer eenen man als gij:
Teun
't Is waer, maer hij verwint mij ver in fielterij,Ga naar voetnoot1198
En, als hij is gesint sijn boosheyt uyt te wercken,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Hij can (5) de (6) selve wel met valsche blijcken stercken.Ga naar voetnoot1200
Joren (7)
Met valsche blijken?
Teun
Ja, want, tot een valschen eedt,
Sijn hedendaegs al veel, om cleyn (8) gewin, gereet.Ga naar voetnoot1202
Sij souden onsen Heer als Judas self (9) verkoopen,
Schoon of m'hun maer de helft van Judas loon dee (10) hopen.Ga naar voetnoot1204
| |
[pagina 100]
| |
Maey
1205[regelnummer]
Ick denk niet dat (1) er twee, van die in Brussel sijn.Ga naar voetnoot1205
Teun
Och Maey! daer sijn er veel van dien geveynsden schijn. (2)
Met sulcke sou Passchier mij lichtelijk beliegen.Ga naar voetnoot1207
Joren
Maer meent gij dat den vorst soo licht sigh laet bedriegen?
Sijn oordeel is te snel in handelingh van (3) recht;Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
Hij denkt en overdenkt, al wat een ieder seght:
Hij vonnist geene saeck, dan in den rechten regel,Ga naar voetnoot1211
En, voor de waerheyt blijkt, hij drukt noyt sijnen segel.Ga naar voetnoot1212
Geen uytsicht van sijn baet, geen vrient, nogh maegschappij,Ga naar voetnoot1213
Geen staets nogh lants verschil, geen oogen-luykerijGa naar voetnoot1214
| |
[pagina 101]
| |
1215[regelnummer]
Comt in de vierschaer waer hij neder is geseten.
Steunt op dien rechter, en op uw oprecht geweten
Soo gaet gij naer het hof gerust en onbevreest.Ga naar voetnoot1217
Teun
Och Joren! trouwe (1) knaep (2)! hoe troost gij mijnen geest; (3)Ga naar voetnoot1218
Com dan, in 's Heerens (4) naem, laet ons ten hove trecken.
Maey
1220[regelnummer]
Courage, Teun, Godt sal d'onnooselheyt ontdecken.Ga naar voetnoot1220
Jaqlijn
Soo vaeyer, draegt u kloek, ons (5) sal geen leet geschiên.Ga naar voetnoot1221
Joren
Is 't noot, dan sult gij, baes, de trouw van Joren sien.
Teun
O mijn getrouwe (6) knecht (7)
Maey
O mijnen lieven Joren!
| |
[pagina 102]
| |
Jaqlijn
Soo, Joren, gaet soo voort.Ga naar voetnoot1224
Maey
Gij sijt voor ons geboren. (1)
(Al de gordijnen op (2). Vertoogh van 't keyserlijk (3) hof.)
Keyser, Ambroos, Hovelingh (4)
1225[regelnummer]
Soo hebt gij onse (5) Teun, ten hove, ingedaegt:Ga naar voetnoot1225
Hoe houdt (6) hij (7) hem?Ga naar voetnoot1226
Ambroos
Hij sucht, hij krijt, hij kermt en klaegt,
Alsof hij om een moort, waer van den schout gevangen,Ga naar voetnoot1227
En morgen op de mert moest wesen opgehangen.Ga naar voetnoot1228
Keyser
Gij moest hem soo veel schrik niet jagen in het hert,
1230[regelnummer]
Dat (8) was mijn orden niet.Ga naar voetnoot1230
Ambroos
'k Nam vreugt in sijne smert,
Om dat de selve quam, uyt sulcke losse gronden.Ga naar voetnoot1231
Maey, Jaquelijn, en wie daer binnen was gevondenGa naar voetnoot1232
Verschrikten soo, wanneer ick quam de trappen afGa naar voetnoot1233
Met d'hellebaert in d'hant, al tieren, met een strafGa naar voetnoot1234
| |
[pagina 103]
| |
1235[regelnummer]
En toornigh aengesicht, en promoteurs gerommel,Ga naar voetnoot1235
Als of voor hun verscheen den schrikkelijksten (1) drommel,Ga naar voetnoot1236
Wien (2) oyt Anteuns (3) patroon in sijne celle sagh.Ga naar voetnoot1237
Mijn opgemaekte spraek geleek een donderslagh,Ga naar voetnoot1238
Mijn oogh, vol blixems, aen dien moedeloosen ouden.Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Hij comt, met sijne Maey en dochter en vertrouden
Ten hove, tot'er doot benaut in sijne ziel.
Keyser
Gij sijt een oolijcken (4) en afgerichten fiel:Ga naar voetnoot1242
Waerom dien ouden man soo in 't gemoet te prangen?Ga naar voetnoot1243
Ambroos
Waeromme heeft hij u soo onbeleeft ontfangen?
Keyser
1245[regelnummer]
Ick was hem onbekent (5): maer 'k sal u, met'er tijdt
Ook stellen in de proef van 't gen hij door u, lijdt,Ga naar voetnoot1246
En sien, of gij dan min, als hij, benaut sult wesen.Ga naar voetnoot1247
Ambroos
Als 't u behaegt, mijn vorst; maer als gij mij doet vreesen
't Moet ook sijn op die wijs.Ga naar voetnoot1249
Keyser
Misschien op slechter. Gaet
1250[regelnummer]
Nu heen, en siet of Teun nog niet in 't voorhof staet;
| |
[pagina 104]
| |
Vertoeft hij langh, 'k sal hem van daegh niet connen hooren;Ga naar voetnoot1251
Dies, soo hij daer is, brengt hem dadelijk met Joren,Ga naar voetnoot1252
En vrou, en dochter in.Ga naar voetnoot1253
Ambroos
Ik pas op uw (1) bevel.
(binnen)
Hoveling
Uw (1) majesteyt bereyt ons daer een aerdigh spel.
Keyser
1255[regelnummer]
Het is den rechten eysch der vasten avont tijden:Ga naar voetnoot1255
Den besten middel om sigh selven te verblijden
Is jock en boerterij (2) van veynsen ongeraekt (3).Ga naar voetnoot1257
Ambroos uyt (3), met Teun, Jaqlijn, Maey en Joren (4))
| |
[pagina 105]
| |
Ambroos
Siet hier den lapper, wien den wijn soo lecker smaekt.
(Alle vallen (1) sij op 't aensicht neer, roepende)
Genade!...
Keyser
Is dat Teun, die gistren heeft geseten
1260[regelnummer]
Tot aen den middernacht, om leckerlijk te eten?....
Alle
Genade!...
Ambroos
Ja 't mijn vorst.
Keyser
Die van den besten wijn
Geduerigh glaesies (2) dronk, en schaelties (3) bij dosijn?Ga naar voetnoot1262
Alle
Genade!...Ga naar voetnoot1263
Ambroos
't Is hij self (4).
Keyser
Is dat die leck're (5) Maeye
Die sulk een schoon kappoen wist aan het spit te draeye'? (6)
| |
[pagina 106]
| |
Alle
1265[regelnummer]
Genade!...
Ambroos
Ja, die is 't.
Keyser
Is dat die Jaquelijn
Die gister altijdt moest bij haeren Joren sijn?
Alle
Genade!...Ga naar voetnoot1267
Ambroos
't Is die sloof.
Keyser
Is dat dien cuyschen Joren,
Die altijdt vis'len (1) gingh in Jaquelijnes (2) ooren?Ga naar voetnoot1268
Alle
Genade!...Ga naar voetnoot1269
Ambroos
't Is dien quant, dien selven guychelaer.
Joren (stil)
1270[regelnummer]
Is 't (3) Keyser Carel self (4), of eenen toveraar?Ga naar voetnoot1270
Keyser
Anteunis, antwoord mij, maer wacht u van te liegen,Ga naar voetnoot1271
Want gij nogh niemant can mij in dat stuck bedriegen.Ga naar voetnoot1272
| |
[pagina 107]
| |
Joren (stil)
Daer speelt de (1) drommel mee.Ga naar voetnoot1273
Teun
(met de sijne 't hooft opheffende) (2)
Vraegt vrijelijk (3) mijn heer.
Keyser
Sat niemand meer dan (4) dees' (5) bij u ter tafel neer?Ga naar voetnoot1274
Teun
1275[regelnummer]
Nogh eenen knaep, mijn heer, die, als gij ons dee (6) dagen,Ga naar voetnoot1275
Van mij gelopen is, uyt vreese van de plagen.Ga naar voetnoot1276
Keyser
Geen ander?... Siet wel toe...
Teun
Daer quam een vreemden (7) in.
Terwijl ick nedersat, met gheel mijn huysgesin.
Ambroos (stil) (8)
Sijn kelder noemt hij huys.
Keyser
Wat wilde desen seggen?
| |
[pagina 108]
| |
Teun
1280[regelnummer]
Hij wou, dat ick een lap sou op sijn leerssen leggen,
Waer op ick wat ontstelt, door dorst en hongers noot,Ga naar voetnoot1281
(Ick segh 't (1) mijn heer, recht uyt) in mijnen (2) key uytschoot.Ga naar voetnoot1282
Keyser
Heeft desen ook, met u, aen tafel neergeseten?Ga naar voetnoot1283
Teun
Hij gaf ons, op dat hij, met mij, sou mogen eeten,
1285[regelnummer]
Acht (3) potten wijns
Keyser
Kent gij dien milden vreemden (4) niet?
Teun
'k Sagh hem voor boer-balliuw...Ga naar voetnoot1286
Joren
(den Keyser besiende) (5)
Och Meester Teunis, siet
Eens op, het is den vorst, voor wien (6) wij sijn gebogen,
Die gister met ons at.Ga naar voetnoot1288
(Sij sien alle op, en vol verbaestheyt neervallende, roepen) (7)
Genade!... toont (8) meededoogen...
| |
[pagina 109]
| |
Keyser
Rijs, Teunis, rijs (1) op Maey, Jaqlijne, Joren, rijst;Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
't Is reden, dat men u ook wederjonst bewijst,Ga naar voetnoot1290
Nu gij mij gisteren soo smakelijk dee (2) eeten.
Soo langh ick desen troon, als Keyser heb beseten
En heeft mij geen kappoen soo hartelijk gesmaekt.
Maey
't Was goet ook, vorst.Ga naar voetnoot1294
Keyser
Oprecht.
Jaquelijn
Ick hadde (3) 't schoon gemaekt.
Keyser
1295[regelnummer]
Gij sijt een brave meyt.
Joren
Hoe smaekten (4) Frans den tappers
Bordeeusen, heer?...Ga naar voetnoot1295-6Ga naar voetnoot1296
Keyser
Seer wel.
Ambroos (stil)
Wat brillen mij die lappers?
Sij maken met den vorst compeer en cameraet.Ga naar voetnoot1297
| |
[pagina 110]
| |
Keyser
't Was alles wonder goet, salay, bier, wijn, gebraet,Ga naar voetnoot1298
Geselschap, al om best.Ga naar voetnoot1299
Teun
't Verheugt mij boven maten.
Keyser
1300[regelnummer]
Maer segh mij, Teunis, 'k wil die feest daer bij niet laten;
't Is reden dat ick u, naer mijne schult, betael:Ga naar voetnoot1301
Segh, wat gij van mij vraegt, voor een soo goet onthael (1)Ga naar voetnoot1302
Teun
(bij se selven (2) wat gepeynst hebbende)
Op dat men, 't alle tijdt, d'eer sou indachtigh wesen,
Die uwe Majesteyt een lapper heeft bewesen,
1305[regelnummer]
Jon (3), dat ons ambacht, op sijn feestelijcken dagh,Ga naar voetnoot1305
Een leersse, met de (4) croon daerboven, dragen magh.
Ambroos (stil)
Een rechte lappers vraeg.Ga naar voetnoot1307
Keyser
't Verlof is u gegeven.
Teun
Ick dank uw (5) Majesteyt.Ga naar voetnoot1308
| |
[pagina 111]
| |
Alle
Langh (1) moet den Keyser leven!
(2) (Gordijnen toe)
Teun, Maey, Jaquelijn, Joren
Bijgommen, sulk een eer is 't ambacht noyt geschiet.Ga naar voetnoot1309
Maey
1310[regelnummer]
Ick ken (3) door vroylijkheyt mijn eygen selven niet.
Jaqlijn
't Is weert sulk (4) eenen gast sijn eten (5) voor te stellen.Ga naar voetnoot1311
Maey
Waer is dien Kosen nu, die ons niet durf versellen...Ga naar voetnoot1312
Had ick hem hier, ick krabd' hem neus en kaken op.Ga naar voetnoot1313
Teun
Ey Maeye, spreek niet meer van desen dasen (6) kop;Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Ick liet mij al te los, door sijne beurs bekoren;Ga naar voetnoot1315
Maer nu is gheel mijn hert, voor onsen trouwen Joren.Ga naar voetnoot1316
En mits den Keyser ons, soo milt, sijn jonsten biedt,
'k Wil, Joren, dat de vreugt, die ick hier door geniet,
U mede, sij gedeelt; ick ken uw (7) minne-pijneGa naar voetnoot1318-9
1320[regelnummer]
Dies geev' ick u, van daegh mijn dochter Jaquelijne,
Ter eeren van de Leers, tot loon van uwe trouw;
Ick neem u aen, tot soon, neemt Jaquelijn tot vrouw.
| |
[pagina 112]
| |
Maey
Daer spreekt gij, weerde man, een woort, naer mijn behagen (1)
Jaqlijn
Och vaeyer!...Ga naar voetnoot1324
Joren
Och mijn baes!...
Teun
Ick sal u liefde dragen
1325[regelnummer]
Ter (2) doot, en wil, dat gij nogh voor den dagh verlooptGa naar voetnoot1325
Met mijne Jaquelijn u, door belofte knoopt.Ga naar voetnoot1326
Joren
Och Jaquelijn mijn lief!...Ga naar voetnoot1327
Jaquelijn
Och Joren!
Teun
Dat 's gesloten (3)...
Maer, om dees vreugde-feest, en blijdschap te vergrooten
Gaet, Joren, uyt mijn naem, als deken van de konst,Ga naar voetnoot1329
1330[regelnummer]
Der oude lapperij, vercondigen de jonstGa naar voetnoot1330
Des Keysers desen dagh, door mijn versoek vercregen,Ga naar voetnoot1331
Aen gheel het ambacht: sulk een ongemeenen segen,Ga naar voetnoot1332
En heerlijkheyt vereyscht, dat elk sijn werk laet staen:Ga naar voetnoot1333
Drij guldens geev' ick hen (4) tot teire in d'Halve Maen.Ga naar voetnoot1334
| |
[pagina 113]
| |
Joren
1335[regelnummer]
Ick ga (1) aen ieglijk uw lief bevel ontlede'.Ga naar voetnoot1335
Teun
Als gij te rugghe keert, brengt een Notaris mede,
Op dat men, met (2) geschrift, uw ondertrouwe sluyt:Ga naar voetnoot1337
Soo wort gij bruydegom, en Jaquelijn de bruyt.
Joren
Ick vliege meester.
Maey
Ga, maer keer in (3) haesten weder.
Teun
1340[regelnummer]
Langh blijf de leers gecroont tot roem van 't oude leder.Ga naar voetnoot1340
|
|