De verheerlijkte schoenlappers of De gecroonde leersse
(1989)–Michiel de Swaen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Tweede bedrijf
Ambroos bespiet waer Maey, met (1) het kappoen van de mert comende, ingaet. Kosen claegt over Jaquelijn, hij ontmoet haer, en laet sigh wijs maken, dat hij bemint wort; hij wijkt (2) voor den aencomenden Joren, men Jaquelijn gehoor geeft. Ambroos, van sijne afspiedingh (3) terug gekeert, gaet sijne boodschap volbrengen.Ga naar voetnoot20
Ambroos (uytcomende al lacchen) (4)
Wie heeft er oyt soo ver gesworven om den Noort!...Ga naar voetnoot221
Voor mij, ich hebbe noyt gelesen, nogh (5) gehoort,Ga naar voetnoot222
Dat in een grooten vorst soo vreemde (6) lusten reesen.Ga naar voetnoot223
'k Geloof (7) nu evenwel dat sulckx ook waer can wesen,
225[regelnummer]
Al schijnt het wonder vreemt (8) ick twijffel daer niet aen.Ga naar voetnoot225
Soo aenstonts comen (9) wij, dwers door (10) de mert (11) gegaen,Ga naar voetnoot226
Met sijne Majesteyt, die, wijl wij voren loopen,Ga naar voetnoot227
Een vrouwe besigh sagh, met een kappoen (12) te koopen;
Het stuckie (l3) stont hem aen als weerdigh (14) sijnen disch.Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Sijn lust was wonder groot: maer op de merten is
Het goet niet voor die 't lust, maer voor die 't eerst betalenGa naar voetnoot231
De vrouw, die, soo het scheen, niet langer wilde dralen,Ga naar voetnoot232
| |
[pagina 21]
| |
Sprak 't boere wijf in d'oor, en telde haer het gelt.
Den Keyser stont hier op een weynighie (1) verstelt,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
En, mits hij van 't kappoen (2) seer geeren (3) had geeeten,Ga naar voetnoot235
Gebood mij dese vrou te volgen om te weten,
Waer, (4) haere wooningh is, op dat hij nogh van daegh
Een deel van 't stuckie (5) vleys doe sincken in sijn maegh.
Voorwaer een viese lust: men (6) spreekt van sware vrouwenGa naar voetnoot239
240[regelnummer]
Die somwijl in hun lijf (7) veel vreemde (8) dingen brouwen,Ga naar voetnoot240
En hebben moeten, waer het herte naer verlanght;
Maer, wat de sinlijkheyt (9) van mijnen vorst belangt,Ga naar voetnoot242
Ick weet niet, wat geval men (10) dese toe sal schrijven:Ga naar voetnoot243
Voor eerst het praemt hem niet, gelijk de ducke (11) wijven;Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
't Ontbreekt hem aen geen macht: de beste spijs van 't lant
Wort dagelijx bereyt, voor sijnen gragen tant;Ga naar voetnoot246
En als hij was gesint kappoene-vleys (12) te eeten,Ga naar voetnoot247
Men stak' er dadelijk drij, vier, aen sijne speeten...
Wat is 't dan, dat hem drijft, om, in een borgers huys,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
Misschien bij lappers of nogh hatiger gespuys,Ga naar voetnoot250
Te soecken, wat hij t'huys can nutten met sijn heeren?Ga naar voetnoot251
Wat, sou men seggen, can een keyser meer begeeren,
Dan hem sijn grooten staet en overvloet aenbiedt,
En die, in volle maet, al, wat hem lust, geniet?
255[regelnummer]
Sal 't borgers huys hem doen de spijse beter smaken?
Of sou een lappers kout of praetie meer vermaken,Ga naar voetnoot256
Dan prinssen onderhout? Ik weet niet wat het sij;Ga naar voetnoot257
Dit sie ik, dat men self in d'hoogste heerschappijGa naar voetnoot258
Het herte niet versaet; geen staet, hoe seer verhevenGa naar voetnoot259
260[regelnummer]
Can aen des menschens ziel vol vergenoegen geven.
| |
[pagina 22]
| |
Versaetheyt heeft men noyt behaelt (1), uyt overvloet,Ga naar voetnoot261
Maer uyt genoegsaemheyt; 't is dese, die voldoet...Ga naar voetnoot262
Waer woont genoegsaemheyt, ontbreekt sij in de wooningh
Van eenen grooten vorst, een sege-rijcken koningh?
265[regelnummer]
Heeft desen niet genoegh, die, als hij maer gebiedt,
Den schat, van oost en west, voor sijne voeten siet? (2)
Ontbreekt aen desen iet, om welcken te versaden,
Met dieren (3), en gewas men schepen vol siet laden?Ga naar voetnoot267-268
Ja, daer ontbreekt hem veel, in desen overvloet,
270[regelnummer]
Van eeren, (4) rijkdom, macht, en allerhande goet...
Hoe veel wel?... recht soo veel als hij nogh can begeiren.Ga naar voetnoot271
Die vergenoegt wil sijn moet sijn begeirten (5) weiren,Ga naar voetnoot272
Soo langh hij nogh begeirt (6) ontbreekt hem altijt iet
Al sit hij in den troon van 't opperste gebiet.Ga naar voetnoot274
275[regelnummer]
Gemeene lien sijn meer vernoegt, dan groote vorsten,Ga naar voetnoot275
Als, buyten hunnen staet, sij nergens naer en dorsten:Ga naar voetnoot276
Den aermen, wel tevreên, geen rijkdom locken sal,
Soo langh hij niet begeirt (7) hij is den heer van al.Ga naar voetnoot278
Vorst Carel sal van daegh misschien meer sijn tevreden,
280[regelnummer]
Met slechte borgers kost, als (8) hij oyt in 't voorledenGa naar voetnoot280
Met keysers spijse was... maer 'k blijf hier lange staen...
Siet 't wijf van ons kappoen, (9) comt met haer dochter aen.
(Ambroos blijft ter sijden)
Maey, Jaquelijn (10)
Wat dunkt u van dien koop?
| |
[pagina 23]
| |
Jaquelijn
Ik sagh, mijn levens (1) dagen,
Geen leckerder kappoen (2)... Ey Moeyer, laet mij 't dragen,
285[regelnummer]
Eer dat gij u vermoeyt.Ga naar voetnoot285
Maey
Geen noot.
Jacquelijn
Gij trok van pas,
In 't toeslaen van den koop, het gelt uyt uwe tas,Ga naar voetnoot286
Want eenen grooten heer quam achter ons, al sluypen,Ga naar voetnoot287
Ten uytersten gesint, om u te onderkruypen:Ga naar voetnoot288
Ook scheen hij wat verstoort, toen gij er meê vertrok.
Maey
290[regelnummer]
Daer lach ick mee, mij lust soo wel een goeye brok
Somwijlen t' eeten als die opgepronkte heeren,
Die dikwils (3) staen te pronk met andre (4) liedens kleeren:
Een ieder draeghe (5) en eet hetgen hij heeft betaelt.Ga naar voetnoot293
Voor mij, ick hebbe (6) noyt iet op den kerf gehaeltGa naar voetnoot294
295[regelnummer]
En 't waer mij groote pijn geborghde spijse t' eeten.Ga naar voetnoot295
Gemeene liedens (7) lust heeft rijcke altijt gespeten:Ga naar voetnoot296
Dogh, spijten ofte niet, ik spotte met dien heer;Ga naar voetnoot297
Al lapt uw vaeyer schoen hij heeft geen mont van leêr,
't Kappoen (8) sal hem soo wel, als eenen keyser smaken.
300[regelnummer]
Maer, daer ontbreekt nogh wat om ons gerecht te maken;
| |
[pagina 24]
| |
Gaet naer de groenselmert (1) en koopt wat roode beet,Ga naar voetnoot301
En kool, en van dat groen dat vaer soo geiren (2) eet.Ga naar voetnoot302
(sij geeft haer gelt)
Neemt wat ajuyn daer bij; een mande versche knollen,Ga naar voetnoot303
Karstangnien vijf ses pont om ons kappoen te vollen,Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
Wat peeren om te braen, gelijk u is bekent,Ga naar voetnoot305
Dat wij op desen dagh van vreughde (3) sijn gewent.
Jaquelijn
Ick weet wat ons behoeft; ey, laet me (4) slechts (5) betijen.Ga naar voetnoot307
Maey
Maer wacht u, Jaquelijn, van op den wegh te vrijen,Ga naar voetnoot308
En maekt uw mert-ganck (6) cort.Ga naar voetnoot309
Jaquelijn
Ik keer op staende voet
(binnen)
Maey (alleen)
310[regelnummer]
Ick trek, langs dese straet, naer mijnen ouden bloet,Ga naar voetnoot310
Die seker op mijn comst sij selven sal verblijden (7)Ga naar voetnoot311
Al scheen hij tegen mij aenstonts soo fel te strijden (8)Ga naar voetnoot312
Wanneer m'iet medebrengt m'is altijdt liefgetal.Ga naar voetnoot313
(binnen)
| |
[pagina 25]
| |
Kosen (alleen) (1)
315[regelnummer]
Segh Kosen... is 't (2) wel weert, dat gij soo veele pijneGa naar voetnoot315
Bij daegh (3) en nachte lijdt om uwe Jaquelijne,
Om eene lichte tuyt?... me (4) dunkt ie (5) sijt wel sotGa naar voetnoot317
Is 't dat ie (6) vrijen wilt, vrijt 't glaesien en de pot,Ga naar voetnoot318
Daer krijgh ie (7) deught van; die en sal ie (8) noyt verstooten,Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
En is se somtijdts leegh, se (9) wort weer vol gegooten.
Wat krijgh (10) ie van de min, als quaelkten, aen het (11) hert,Ga naar voetnoot321
En pijnen in het hooft?... 't is altijt droefheyt, smert,
Benautheyt, schroom, en angst (12) en hondert duysent sorgen,
Die mij gedeurigh (13) aen verdreygen te (14) verworgen.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Als ik haer niet en sie ik ben in hartseer (15) groot,
En als ik bij haer com, se (16) jaegt mij in de doot;
Se (17) schelt mij of ik (18) in 't oudt leder waer. gevonden.Ga naar voetnoot327
Het is... ‘wel slappe Klaes, wie heeft ien (19) schoen gebonden?Ga naar voetnoot328
Wie nestelde ien (20) broek? hoe (21) sie ier weer soo uytGa naar voetnoot329
330[regelnummer]
Gijn (22) slobberaer, gij mof, gij quijlebab?.. Ga (23) snuytGa naar voetnoot330
Ien (24) rotten neus van hier; gij doet mijn maghe walge'Ga naar voetnoot330-1
Slavoen!... Daer hangend' er daer buyten aen de galgheGa naar voetnoot332
Veel jeughdiger dan gij!... Vertrek terstont van hier.’
Daer is het lief onthael, 't gen (25) mij dat soete dierGa naar voetnoot334
335[regelnummer]
Schier alle dage (26) doet; en waer 't (27) niet, om haer (28) vaeyer,
'k Geloof men had me (29) langh verkocht aan Jan den Draeyer,Ga naar voetnoot336
Om bloks te maken voor Joos Potters bolle baen...Ga naar voetnoot337
Wel? waerom moet se mij soo schimperigh ontfaen,Ga naar voetnoot338
Ick ben soo mannelijk, als haren joncker Joren.
| |
[pagina 26]
| |
340[regelnummer]
Al heeft hij wat meer snaps, al weet hij aen (1) haer oorenGa naar voetnoot340
Te vleyen, en somwijl te maken harlequijn (2);Ga naar voetnoot341
Al draegt hij aen sijn das een letse van satijn;Ga naar voetnoot342
Al loopt hij dagelijx naer Pier den Danssers schoolen;
Al maekt hij voor sijn lief, Jaqlijn (3), veel kabrioolen;Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Wel, sou hij daerom moeten sijn gestelt voor mij?...Ga naar voetnoot345
Men sie niet wie best klapt of lacht (4) van ick, of hij,Ga naar voetnoot346
Maer, wie best muylen, schoen en leerssen weet le lappen:
Men queekt sijn kinderen en vrouwe (5) niet met (6) snappen.Ga naar voetnoot348
Dogh (7) 't is nu soo gestelt, dat al de meysies (8) sien,
350[regelnummer]
Naer 't schoone hair en partigh (9) lijf der jonge liên:Ga naar voetnoot350
Die best met 't kakebeen can spelen, wat can liegen,Ga naar voetnoot351
Om 't wel staen, en daer bij een suchtie laten vliegen,Ga naar voetnoot352
Met eenen ooge-slagh (10), al duwen (11) in de vuyst,Ga naar voetnoot353
Al waer hij uyt sijn stat, met noorder (12) son verhuyst,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
Hij sal dat lichte volk meer, dan gebeurs (13) behagen.Ga naar voetnoot355
Dat (14) is 't waer na nu al de (15) jonge vrijsters vragen,Ga naar voetnoot356
Van deught en spreekt men niet, al waer hij Turk, barbaar
Soo hij maer blasen can, hij (16) vindt sijn saken klaer.Ga naar voetnoot358
Genomen, 'k was wat swaer van leden en van sinnen,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Is mijne beurs niet weert dat sij mij sou beminnen?
De beurs, die 't al bekoort?... Daer sijn (17) er meer dan (18) tien
Degene (19) mij daerom wel geiren souden sien...Ga naar voetnoot362
Bij gommen 'k wil niet meer soo sot sijn als voor desen.Ga naar voetnoot363
Ontseght se (20) mij nogh eens ik wil geen Kosen wesenGa naar voetnoot364
365[regelnummer]
Soo ick se weer (21) aenspreek.Ga naar voetnoot365
| |
[pagina 27]
| |
Jaquelijn (van (1) achter (2) uytcomende)
Wel Kosen, lieve maet!...
Kosen
Hoey!...
Jaquelijn
Hoe vind ick u hier soo suchten, op de straet?
Kosen
Och Jaeqsie (3)! vraeg (4) ie dat?Ga naar voetnoot367
Jaquelijn (stil)
Ick moet den bloet wat vleyen (5)...
Wat schort ie (6) dan; ie (7) siet, als of ie quam van schreyen.Ga naar voetnoot368
Kosen
Eylaes! ik sie gij peyst niet veel op mijn verdriet.Ga naar voetnoot369
Jaquelijn
370[regelnummer]
Ick? waerom segh ie (8) dat?Ga naar voetnoot370
Kosen
Al kakx ien (9) weet het niet.
Jaquelijn
Wat sou ik weten?
| |
[pagina 28]
| |
Kosen
Dat het hert, van uwen (1) Kosen,
U siende, weer ontdoyt, hoe seer het was vervroosen.Ga naar voetnoot372
Jaquelijn
Ja... Kosens hert ontdoyt!...
Kosen
Het gloeyt mijn Jaquelijn,
Soo ras (2) het maer verneemt uw lodderlijcken (3) schijn.Ga naar voetnoot374
Jaquelijn
375[regelnummer]
Vervrosen, en ontdoyt, en dadelijk aen 't gloeyen!...
Kosen (stil)
Sij sprak me (4) noyt soo soet, haar vrientschap schijnt (te groeyen
Jaquelijn
Wat seght mijn (5) lieve vrient?
Kosen
Dat gij soo minsaem sijt,
Dat sonder u mijn hert noyt wesen sal verblijdt.
Jaquelijn
Dat 's liefde.Ga naar voetnoot379
| |
[pagina 29]
| |
Kosen
Dat ick eer geen boekweyt-brij sal eeten
380[regelnummer]
Dan mijne Jaquelijn een uertie te (1) vergeten.
Jaquelijn
O groote vierigheyt.Ga naar voetnoot381
Kosen
Dat Kosen liever sou
Veranderen van muts (2) dan missen uwe trou!
Jaquelijn
Ick hadde (3) 't noyt gelooftGa naar voetnoot383
Kosen
Dat ick voor al mijn leven,
U Jaeqsie (4) heeten sal, wilt gij mij 't jawoort geven.
Jaquelijn
385[regelnummer]
O suycker-soete naem!Ga naar voetnoot385
Kosen
Dat, als wij sijn gepaert,
Gij alles hebben sult het gen ik heb gespaert.
Jaqlijn
Wanneer verschijnt dien (5) dagh?Ga naar voetnoot387
| |
[pagina 30]
| |
Kosen
Dat, als gij sijt gelegen,
Ick 't jonge popie (1) selfs (2) sal pappen (3), ende vegen.Ga naar voetnoot388
Jaqlijn
Een engel van een man!
Kosen
Dat, met uw eerste kint,
390[regelnummer]
Gij 't alderschoonste paer oud-nieuwe muylen wint (4)Ga naar voetnoot390
Jaqlijn
Uw miltheyt wort te groot.
Kosen
Dat ick u noyt sal wecken
Bij nacht, als 't kintie (5) krijt, maer selfs de wiegbant trecken.Ga naar voetnoot392
Jaqlijn
Hoe luckigh sal ik sijn!...Ga naar voetnoot393
Kosen
Dat ik, van 's morgens vroegh,
Tot 's avonts, sonder u, noyt gaen sal naer de kroegh.
Jaqlijn
395[regelnummer]
Dat is getrouwigh sijn.Ga naar voetnoot395
| |
[pagina 31]
| |
Kosen
Dat Kosen noyt sal eeten,
Ten sij gij bij (1) hem, op een peckel sijt geseten.Ga naar voetnoot396
Jaqlijn
Gij rukt mijn herte wegh.
Kosen
Dat ick noyt loopen sal,
Waer een (2) getrouden man licht crijgt een ongeval.
Jaqlijn
Dat sal een leven sijn!... O Kosen!... lieve Kosen!...
Kosen
400[regelnummer]
O liefste Jaquelijn!...
Jaqlijn
Uw (3) woorden sijn, als roosen;
Uw tongh is honingsoet, uw sprake leckernij:
Wie wiert' er niet bekoort van soo een vrient, als gij?
Joren (comt (4) uyt van ver)
Kosen
Wien sie ik ginder ver?... me (5) dunkt 't is onsen Jooren!
| |
[pagina 32]
| |
Jaqlijn
Wel, of het Joren waer: geen Joren can ons (1) stooren.Ga naar voetnoot404
Kosen
405[regelnummer]
't Is waer, maer, niet te min, 't is best dat hij niet weet
Wat tusschen ons geschiet.
Jaqlijn
Vreest gij, voor eenigh leet?
Kosen
Neen, maer hij mocht misschien jaloers sijn.
Kosen
Dan is 't proces gewesen:
Ick ga... mijn Jaquelijn, hou Kosen in ien (2) hert.Ga naar voetnoot409
Jaqlijn
410[regelnummer]
Blijf: 'k (3) wete niet waerom dat (4) gij verlegen wert.Ga naar voetnoot410
| |
[pagina 33]
| |
Jaquelijn (alleen, soo Kosen wegh gaet)
Versteven laffaert (1) 'k wensch u voor de noorde winden...Ga naar voetnoot412
Siet, wat (2) daer huwen wilt, aenschouwt eens dat fatsoen...Ga naar voetnoot413
Wat sou een jeughdigh hert, met soo een kneukel doen?Ga naar voetnoot414
415[regelnummer]
Ick, trouwen, met dien uyl,... dien loen,... dien Jan-tast sochte:Ga naar voetnoot415
'k Had liever, dat men mij met eenen ruyter knochte...Ga naar voetnoot416
Maer hier is Joren...
(sij spreekt hem aen) (3)
Waer comt gij soo vroegh van daen?
Joren
Ick dee, dees morgenstont, die blecken plaeties (4) slaenGa naar voetnoot418
Van Pieren ons gebeur (5), gelijk men op de scheenen,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
Gemeenlijk dragen siet van oude (6) blie-beenen.Ga naar voetnoot420
Jaqlijn
Gij sijt vol boerterij... Ik denke gij wort gek;Ga naar voetnoot421
Wat wilt gij, Joren, met die plaeties (7) doen van blek?Ga naar voetnoot422
Joren
Om tegen al wat stoot, mijn scheenen te bedecken.
Jaqlijn
Sijt gij ook (8) scheene-rot?Ga naar voetnoot424
| |
[pagina 34]
| |
Joren
Ick krijgh soo (1) veele trecken
425[regelnummer]
En kloppen tegen 't een en tegen 't ander been,
Dat ik het minste niet can lijden op de scheen.
Jaqlijn
Gae hene vent; gij sult noyt uwe perten laten.Ga naar voetnoot427
Joren
Van perten weet ik niet te seggen nogh te praten;
Dit weet ick, dat van daegh een grouwelijcke (2) stoot
430[regelnummer]
't Been van mijn scheenen schier geheelijk heeft ontbloot.
Jaqlijn
Wie gaf u desen (3) stoot?
Joren
Uw vaeyers lieve Kosen.
Jaqlijn
Sa (4) is 't maer dat? Gij spreekt gelijk een hersseloosen.Ga naar voetnoot432
Joren
Dat heb ik wel gehoort....
Jaqlijn
En wat hebt gij gehoort?
| |
[pagina 35]
| |
Joren
Hoe seer uw vaeyer is, door Kosens beurs, bekoort,
435[regelnummer]
Hoe straf hij u (1) beveelt hem, als uw (2) vrient, te vieren.Ga naar voetnoot435
Jaqlijn
En wat sey moeyer?Ga naar voetnoot436
Joren
Of uw moeyer al comt tieren,
Daer past den (3) baes niet op; dit heb ick wel verstaen (4)...Ga naar voetnoot437
Om alle (5) vorder leet en swarigheyt t'ontgaenGa naar voetnoot438
Bind ik die platen vast van buyten op mijn hosen...Ga naar voetnoot439
(hij (6) bindt se vast)
440[regelnummer]
Dat 's wel... nu vrees ik niet... com Kosen... stoot nu KosenGa naar voetnoot440
Klopt, smijt, slaet achter uyt, met uw getatste (7) schoen;Ga naar voetnoot441
Die platen sullen mij, voor uw gewelt behoen.
Jaqlijn
Nu sijt gij net gestelt gelijk Jeroon den kuyper,
Die roo karbonkelneus, (8) dien droncken keldersluyper,Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
Wiens scheenen sijn geverft gelijk als (9) rotte kaes.Ga naar voetnoot445
Joren
Dat Kosen stoote, en smijt...Ga naar voetnoot446
Jaqlijn
Wel Joren sijt ie (10) dwaes?
| |
[pagina 36]
| |
Joren
Of dwaes, of wijs; ik wil geen blaeuwe scheenen loopen
Al moest ik al mijn gelt besteên in blek te koopen.Ga naar voetnoot448
Jaqlijn
Ey!... laet dat mallen daer.Ga naar voetnoot449
Joren
Wat?... mallen?... neen Jaqlijn
450[regelnummer]
k' Wil, om geen souvereyn. nogh soo gestooten sijn.Ga naar voetnoot450
Jaqlijn
Nogh al?.. 'k gebie (1) u van die sotternij te swijge' (2)...Ga naar voetnoot451
Joren
Soo is 't uw wille, dat ik nogh veel stooten krijge (3)?
Jaquelijn
't Is mijnen wil, dat gij die platen nederleght.
Joren
Ik ben uw (4) minste slaef, uw dienaer, uwen knecht,
455[regelnummer]
Dat uwen wil geschie... Hoort scheenen, niet te klagen; (5)Ga naar voetnoot455
Al moest gij nogh soo veel voetschoppen (6), stooten (7), slagen
En smeeten onderstaen, gedenkt, in uwe pijn,Ga naar voetnoot457
Sulkx is 't behagen van die schoone Jaquelijn,
| |
[pagina 37]
| |
Die lodderlijcke meyt, die bloeme een uyt hondert;Ga naar voetnoot459
460[regelnummer]
Dat puykien over wie gheel (1) Brussel staet verwondert;Ga naar voetnoot460
Die perel van de jeught, dat lieve minnepant,
Die roose, die karssouw (2), die schoone tuyleplant.Ga naar voetnoot462
Jaqlijn
Daer gaet die tonge los.Ga naar voetnoot463
Joren
Die soete Engelinne...
Mijn troost, mijn toeverlaat, mijn hulpe, mijn vriendinne,
465[regelnummer]
Mijn kroost, mijn tortelduyf, mijn lief, mijn hert, mijn lam (3),
Mijn rust, mijn suyckerdoos, mijn jeught, mijn vier, mijn vlamGa naar voetnoot466
Nu 't haer behagen is, dat Kosen sla en smijte,
Lijdt scheenen, lijdt, en swijgt, schoon dat gij moeste splijte'!Ga naar voetnoot468
Jaqlijn
Mijn harssens worden los door al die malle praet.Ga naar voetnoot469
Joren
470[regelnummer]
Maer, segh nu eens recht uyt hoe mijne (4) sake staet:
Heeft Kosen niet met al, tot achterdeel, van Joren?Ga naar voetnoot471
Jaqlijn
Hebt gij mijn vaeyers last soo fraeyties (5) konnen hooren,Ga naar voetnoot472
Soo hebt gij ook gehoort, wat Jaquelijne sey.
Joren
Magh ik daer vast op gaen?Ga naar voetnoot474
| |
[pagina 38]
| |
Jaqlijn
Gij sijt mij al te vrij,
475[regelnummer]
Ick moet naer huys, ga heen: mijn moeyer mochte kijven. (1)Ga naar voetnoot475
Joren
Ach! gaet gij Jaquelijn! gij doet mijn hert verstijven.
(binnen) (2)
Ambroos (alleen uyt)
Heb Ick niet wel geraen?... de koopster van 't kappoen
Is een schoenlappers wijf; het aerdigste fatsoen,Ga naar voetnoot478
Dat ik, mijn leven sagh te Brugge (3) in d'eselstrate.Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Voor die was 't, dat mijn vorst sijn apetijt moest late' (4),
Al was se nogh soo groot... Wat segh (5) ie van Janlap,Ga naar voetnoot481
Dien (6) roesten elsen, dien verdroogden hiele-tap,Ga naar voetnoot482
Die leeren-muyl, die keel verhart in toebak dampen,Ga naar voetnoot483
Weet ook, op sijnen tijdt van leckerlijck te slampen,Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Soo wel als heeren doen... Het is nu soo gestelt,
Hoe slecht de tijden sijn, hoe seer men schraeft om gelt,Ga naar voetnoot486
Hoe raer die (7) munte sij (8), men siet se noyt ontbrekenGa naar voetnoot487
Op markten. Ieder (9) comt daer moedigh aengestreken (10)Ga naar voetnoot488
Met gelt in d'hant... hoeveel dat braetvercken?... dat hoen?...
490[regelnummer]
Dat koppel haenden?... dien faysant?... die kallekoen?Ga naar voetnoot490
Hoe veel die quackels?... die bosch-snippen (11)... die partrijsen?Ga naar voetnoot491
Hoe veel dat brugs kappoen?... soo jaegt te (12) diere prijsenGa naar voetnoot492
Den een den (13) ander op... Veel houden 't wilt in d'hant
| |
[pagina 39]
| |
En staen met open beurs, gereet om 't lecker pantGa naar voetnoot494
495[regelnummer]
Waer na hun herte gaet, met silver op te wegen.Ga naar voetnoot495
Niet schijnt'er hen (1) te dier, om hunne lust te plegen:Ga naar voetnoot496
't Sij kook- of ambachts-man, 't sij rijk of aerm (2) gesel,Ga naar voetnoot497
Elk past op leckernij... Dien seght, 't smaekt mij soo welGa naar voetnoot498
Als 't aen de groote doet; en, als ickt can bestellen,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
Ik wil mijn mage niet van lusten laten quellen...Ga naar voetnoot500
Verfoeyelijke drift, die al de werelt (3) stooktGa naar voetnoot501
Waer sijn de tijden nu, wanneer men met gekooktGa naar voetnoot502
Karoot- en (4) rape-moes, met peen, en pastenaken (5),Ga naar voetnoot503
En groen, en kruyden wiert gevoedt; niet om de smaken
505[regelnummer]
Te strelen, maer om 't lijf in cracht te houden staen?
Wat breek ik hier mijn hooft? dien tijdt is langh vergaen;
Men peyst nu niet meer op wat aen het lijf can kleven,Ga naar voetnoot507
Maer op wat aen de smaek can vergenoegen geven. (6)Ga naar voetnoot508
Men siet nu niet meer in, nogh stam, nogh staet, nogh macht,Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Elk volgt sijn leckernij, in overdaet, en lacht,Ga naar voetnoot510
Met d'oude zeden van voorleden eeuw en tijden...
Siet, eenen lapper can se selven niet verblijden,
Of moet kappoene-vleys op sijne tafel sien...
Hoe hoort den keyser op, als ik hem sal bedien,Ga naar voetnoot514
515[regelnummer]
In wat gesteltenis de luyden sijn geseten,Ga naar voetnoot515
Met wie hij geerne sou van desen avont eten?Ga naar voetnoot516
Ick sagh 't wijf neergaen in een kelder, als een kuyl,
Waer uyt mij tegenquam een stank van out en vuyl
| |
[pagina 40]
| |
Verbrande schoenen-leer! 't Scheen mij een hol te wesen
520[regelnummer]
Waer in de toveraers en kollen t'samen lesenGa naar voetnoot520
Vulcanus jaergetij. Den meester, van 't gesin,Ga naar voetnoot520-1
Lijkt doctor Faustus wel, met sijnen scherpen kin,Ga naar voetnoot522
Schreep aenschijn, hol gesicht, en ingevalle kaken....Ga naar voetnoot523
Dit hatelijck vertoogh bedwong me schier te braken,Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
Mijn herte draeyde, als een topie voor 't klesioor.Ga naar voetnoot525
Maer stellen wij dit al, aen keyser Carel voor,
En sien wij of de lust hem niet en sal ontbreken,
Van sigh, om een kappoen, in sulk een kot te steken.Ga naar voetnoot528
Navolgens ik hem ken, is hij van sulk een aert,Ga naar voetnoot529
530[regelnummer]
Dat hem niet tegensteekt, becommert, nogh beswaert,Ga naar voetnoot530
Wanneer hij, om de clucht, een voorval heeft voor handen.Ga naar voetnoot531
't Is soo gelegen met verhevene verstanden
Als met de gulde son; sij daelt somwijlen neer
Uyt haeren middagh in een nevelachtigh weer.Ga naar voetnoot534
535[regelnummer]
Soo sal den vorst misschien van daegh sijn grootheyt staken,Ga naar voetnoot535
Om aen een lappers disch sigh selven te vermaken.
|
|