De gecroonde leersse
Clucht-spel
Voor redenGa naar voetnoot*
5[regelnummer]
't Is Vastenavont; tijdt van vreught, en soete clucht,
Dit doet, op ons Tooneel, het treurgedicht verstommen
Te vreden met den geur, van een soo lecker beest;
| |
15[regelnummer]
Of, soo u Teun misschien, of Maey doet watertanden,
20[regelnummer]
Terwijl dien (5) braven baes sal (6), met sijn gasten (7) knappen: Ga naar voetnoot20
|
-
-
[tekstkritische noot](1) ofte. 2) in de plaats van dit onderschrift komt enkel: clucht-spel. 3) en 4) ontbreken.
-
voetnoot1
- [bladzijde 1]
verheerlijckte: met eer, roem overladen
leersse: laars
vasten-avont: avond van het carnaval vóór de veertigdaagse vasten
tooneel-wijs: volgens de regels van de toneelkunst
Amant Alterna Camenoe: de Muzen houden van afwisseling
Parnassus: gebergte in Phocis, ten noorden van Delphi, een van de verblijfplaatsen van de Muzen of zanggodinnen en van hun aanvoerder, de god Apollo, de beschermer van de kunsten
-
voetnoot2
- [bladzijde 2]
waerschouwingh: waarschuwing, bekendmaking, bericht; hier: woord vooraf
t'erhalen: te herhalen
versierselen: verzinsels
daerbij gevoegt: (door de auteur aan de bekende geschiedenis) toegevoegd
saele van Rhetorica: rederijkerskamer
-
-
[tekstkritische noot](1) staat vóór de ‘Voor-reden’ als volgt:
Keyser Carel.
Ambroos, sijn lijfwacht.
Theunis, den Lapper.
Maeye, sijn wijf.
Jaquelijn, hun dochter.
Kosen} Vrijers van Jaquelijn
Jooren} en knechten van Theun.
Hovelingen.
Het Tooneel is te Brussel
gaet open 's morgens en eyndight des anderdaegs noenens.
-
-
[tekstkritische noot](1) Waer door. (2) Van vers 4 tot en met 3 der volg. bl. komt voor:
Geen sulcke grootheyt past op vasten avond dagen,
Want dan is 't tijd van vreugt, van blytscap en genucht,
't Welk 't eenig oogwit is, van dees gemaeckte Clucht.
Het Treur-spel nu niet past, en moet voor dit verstommen,
Nu Keyser Carel wil selfs bij de lappers commen,
Hij vreest in genen deel de reuck der oude schoen,
Op hope dat hij sal mé eten van 't Capoen.
Aenschouwers oft gij quaemt misschien te waeter tanden
Wacht u van aen de spijs te steecken uwe handen,
-
voetnoot4
- [bladzijde 4, noot 2]
oogwit: doel
voor dit: voor deze klucht
oft gij quaemt ... te: indien gij zoudt ...
oft: dat
-
voetnoot1
- Wij spelen Carel: wij voeren Karel ten tonele;
Carel: Karel V van Habsburg (1500-1558), werd in 1515 soeverein van de Nederlanden, in 1516 koning van Spanje, in 1519 keizer van het Heilige Rooms-Duitse Rijk. Onder zijn regering werd de Spaanse koloniale macht in Amerika gevestigd en Italië veroverd, maar hij poogde in het Duitse Rijk tevergeefs de Hervorming tegen te gaan en moest voortdurend oorlog voeren met de Franse vorst, die de opdringende Turken steunde tegen zijn rivaal. In 1555-1556 deed hij afstand van de troon ten voordele van zijn zoon, Filips II. Alhoewel Karel V weinig en slechts voor korte tijd in de Nederlanden vertoefde, werd hij in sage en verhaal voor het volk een populaire figuur.
-
voetnoot2
- den grooten Turck: Soliman (Süleyman) de Grote (1494-1566), sultan uit de Osmaanse dynastie, belegerde, na de verovering van het grootste gedeelte van Hongarije, de stad Wenen, maar werd verslagen (1529).
-
voetnoot3
- den Saxenaer: Johan Frederik de Grootmoedige (1503-1554), keurvorst van Saksen van 1532 tot 1547, aanvoerder van de opstandige Duitse protestantse vorsten en steden die zich in het Schmalkaldisch Verbond tegen de keizer hadden verenigd, werd door Karel V in de slag bij Mühlberg (1547) verslagen en bleef diens gevangene tot in 1552.
-
voetnoot8
- bij lappers te gaen mommen: in vermomming bij schoenlappers te gaan vertoeven
-
voetnoot9
- schoen: schoenen (schoen is de later voor het enkelvoud in gebruik gekomen meervoudsvorm van schoe, Middelnederlands scoe). De druk van 1718 geeft
soms: schoens
-
voetnoot10
- op hope: in de hoop
kappoen: vetgemeste gesneden haan (een geliefkoosd gerecht op vastenavond)
-
voetnoot11
- veel, van die hier syn geseten: de auteur richt zich tot het publiek
-
voetnoot13
- den hoop: de groep, het aantal
dies: daarom
bid ik: verzoek ik
-
-
[tekstkritische noot](1) oft. (2) haeren. (3) ick bid u. (4) nu geene schoens. (5) den. (6) gaet. (7) cnechten. (8) Met de twee volgende verzen eindigt de Voorreden (verzen 7 tot 16 ontbreken dus):
Hoe 't voorder sal vergaen, wort u hier naer beduydt,
-
voetnoot5
- [bladzijde 5, noot 8]
hier naer: hierna
-
voetnoot17
- Van vrees, of: uit vrees dat
spanriem: riem om de schoen op de knie vast te zetten
-
voetnoot18
- Of Maeye: of dat Maeye [u]
gebaer: misbaar, getier
kelder: kelderwoning
-
voetnoot22
- Dan waere't: dan ware het
sond: zonde
leêr: leder
-
voetnoot23
- eer langh: weldra
door toornigheyt: in toorn
-
voetnoot25
- die vraegh: het verzoek zijn laarzen te lappen
sorgelijk vergaen: duur te staan komen
-
voetnoot26
- Quam hij niet ... te slaen: als hij niet meteen naar zijn beurs greep, met geld op tafel kwam
|