De stille lach
(1916)–Nico van Suchtelen– Auteursrecht onbekend
[pagina 323]
| |
Voorduin, 15 Nov. 19.. 's morgens.
| |
[pagina 324]
| |
Curieus niet waar? Maar Wagner is ook net zoo'n rare romanticus als jij. Of vindt jij het soms weer heel gewoon dat ik precies na 't lezen van je brief dat boek, dat ik in geen jaren in mijn hand heb gehad, hier in de leeszaal vind, en het op sla, juist bij het natuurlijk totaal vergeten motto? Maandag spreek ik voor den tweeden keer in Fortheim; en Dinsdag terug naar Aarborg. Ja Joost, ik moet eerst eens rustig uitblazen. En mij ook wat bezinnen. Heusch, 't is beter jongen, dat ik nog niet kom. Niet bedroefd zijn, en niet ongeduldig worden. Ik ben moe en lig lekker lui in een heel leelijke, maar heerlijk verwarmde hotelkamer (houtvuurtje) op 'n dier van 'n canapé. Vindt je het heel erg egoist dat ik zelfs nu liever blader in 'n romannetje dan aan jou te schrijven? Maar ik voel dat het nu te roezemoezig in m'n hoofd is. Vindt 't dan in ieder geval toch maar ook een beetje lief dat ik bij die kale Ansicht nog dit kaartje krabbel.
Heel veel liefs hoor.
Liesbeth
P.S. Ja, ik had wezenlijk heel veel bewondering voor je kunsttheorie; en je ‘Heine's droom’ heeft me sterk ontroerd. Ik herinnerde mij dien droom toen ik je stuk las. Hij is heel mooi, maar mij dunkt ‘gecomponeerd’ zooals b.v. ook zijn droom in het Buch Le Grand. Wat voor mij de waarde slechts verhoogt. De ‘mooiste’ droomen zijn de wakkere. Maar jij hebt heusch geen inzicht in het vrouwelijk gemoed. Denk je dat een vrouw, die den heelen avond heeft staan bespiegelen, en onbelangrijke complimentjes heeft moeten aanhooren, als ze moe thuis komt, wéér bespiegelen wil.... Maar beste jongen, dan heeft ze | |
[pagina 325]
| |
alleen nog maar aandacht voor gemeende lieve dingen over haar ‘chère personnalité’; en ik moet je bekennen, dat ik eerst, zonder eenige belangstelling je wereldschokkende onthullingen met de oogen ben overgevlogen, om te zoeken naar een ‘Liesje, liefste’. Onnoozel hè. Maar nu ga ik je verhandelingen nog eens bezadigd lezen en herlezen. Neen, éérst nog even een klein ergernisje uitlaten. Daarnet was ik weer eens het slachtoffer van die ellendige indiscretie waarmee ‘men’ meent in het partikuliere leven van kunstenaars te mogen wroeten. Wanneer zal ‘men’ toch eindelijk eens dat béétje innerlijke beschaving krijgen dat noodig is om voorbarige conclusies tenminste onuitgesproken te laten! Altijd en eeuwig deukt ‘men’ dat je iemand, met een vóór en achternaam, beschrijft. Mijn hemel, er worden al meer dan een dozijn menschen, die ik nooit gezien heb en van wien ik nooit iets gehoord had, met den vinger nagewezen als het prototype van den modernen dekadent in mijn tooneelstuk! (Vleiend overigens voor mijn talent om het algemeene te typeeren, maar minder vleiend voor onze samenleving). Alleen aan van Hegel, die er werkelijk min of meer voor geposeerd heeft, denkt geen mensch. Vooral familieleden en vrienden (je moet het maar van ze hebben) zijn in dit opzicht onuitstaanbaar. Als je 'n haardracht, 'n manie, of 'n schoothondje, waarmee nicht, neef of tante gezegend zijn, beschrijft, dan mag je verder je fantasie in hemel en hel laten spelemeien, in hùn oogen heb je je voorgoed ontpopt als een onoorspronkelijk, fantasieloos portrettist. En een slecht bovendien, want ze vinden (terecht) dat het portret niet lijkt en zijn daarover nog boos op den koop toe, Ik heb eens een charmant jongmensch getypeerd, een neef van mij was het ‘voorbeeld’. Maar in het ver- | |
[pagina 326]
| |
haal gaf ik hem, bij al z'n beminnelijkheden, die ik niet zuinig had aangedikt, een spraakgebrek, en ik liet hem een blauwtje loopen. Sindsdien willen noch zijn moeder, noch zijn meisje iets meer van mij weten. 't Geval van dezen middag was zoo: Er was 'n thea bij 'n halve vriendin van mij, en daarop kwam, onuitgenoodigd, Dr. K., een oude kennis van me, die langen tijd in 't buitenland geweest was. We waren echt blij elkaar eens te zien en spraken veel. Ik meende al te merken dat dit de aanwezigen verbaasde en later kwam mijn gastvrouw zich verontschuldigen ‘dat zij die pijnlijke ontmoeting niet had kunnen voorkomen’. Pijnlijk? - Ja, enfin, waarom zou ze 't niet zeggen? Iedereen wist immers toch dat ik 'n liaison met Dr. K. gehad had, dat ik die verbroken had, en dat hij dààrom naar 't buitenland gegaan was! Ik had dat immers zelf in geuren en kleuren verteld in mijn ‘Verloren liefde’. De schilderes in dien roman (je kent hem toch?) was ik zelf (want waarom had ik haar anders laten opvoeden op mijn eigen kostschool?) en de jonge doctor kòn niemand anders zijn dan hij (want hij speelde immers òòk zoo goed cello!). En of ik haar al verzekerde dat er niets van aan was, zij blééf pertinent of liever impertinent bij haar verontschuldiging. O die onnoozele scherpzinnigheid! Begrijpt men dan nooit dat een kunstenaar zich technisch eenvoudig te houden heeft aan het materiaal dat hem gegeven is, zijn positieve feiten- en toestanden-kennis, maar dat zijn scheppen juist daarin bestaat die kennis in een nieuw en vrij-gefantaseerd (psychisch) verband te verwerken, de waargenomen menschen en dingen in nieuwe figuren en nieuwe verhoudingen te doen herleven? Portretteeren! Och ja, het kan een enkel maal, wanneer je een in zijn soort volmaakt type | |
[pagina 327]
| |
vindt, wel eens aardig zijn en te pas komen, maar in 't algemeen heeft het geen nut. En ik verzeker je, als ik ooit eens innerlijk portret schilderde inplaats van uiterlijk, dan zou ik er heusch wel voor zorgen dat innerlijke beeld te verbergen achter een geheel vreemd uiterlijk masker, volgens de al-oude troubadours- en jouw allernieuwste diroom-methode. Dan had ik mijn jongen doctor maar liever cargadoor gemaakt en biljart laten spelen inplaats van cello. - Enfin, mijn neef en Dr. K. zijn geen van beiden boos op me; ik ben alleen maar boos op al die snuffelende oude wijfjes die onze sauere Arbeit nog maar zuurder maken dan strikt noodig is. Je zult zeggen dat ik daarin groot ongelijk heb en dat ik bovendien zelf, als het hun geldt, even voorbarig oordeel. Dat dòe ik ook en ik hèb ook ongelijk. En nu werkelijk adio. |
|