de beminnelijkheid zelf en haat niemand op Gods wereld, neen niemand die zich liever houdt aan Pils en Rolpens.
Ik vergat onzen hoofdredacteur. Dat is niets bevreemdends, want ons blad ziet er meestal uit als een sigarenzakje met den rebus: waar is het hoofd? Als je hem ziet voel je dadelijk dat hij een dier gelukkige wezens is die krachtens een onbekende natuurwet 5000 gulden moeten verdienen zonder dat iemand begrijpt waarom en zonder dat zijzelf het gek vinden.
Ik vergat er nog meer, o.a. verschillende literatoren: maar ik weet van hen niets anders te zeggen dan dat de eerste de grootste kritikus van het land is, de tweede de grootste kritikus van het land, en de derde tenslotte de grootste kritikus van het land.
Daar komt een berg correctie. Maar goed dat het uit is met die kwaadsprekerij. Dag! Eiken avond lees ik een paar van je verzen. Ja, wat 'n kind, wat 'n heerlijk kind! Het maakt me weemoedig en blij tegelijk. Blij dat je zoo geweest bent, weemoedig dat je zegt, en gelooft, er naar terug te verlangen.
's avonds
Daarnet je kaartje met de Ansicht. Liesje, liefste, ik vind je egoïst èn lief, allebei; 't is bij jou nog méér dan bij andere vrouwen onbegonnen werk die kwaliteiten te scheiden. Heb ik al weer te lange praatjes gehouden? ‘Liesije, liefste’ ik zet het nog maar gauw boven aan, dan behoef je ditmaal niet te zoeken tusschen minder belangrijks. Als je rust noodig hebt, is 't goed zoo. Kom dan wanneer je wilt. Ik zal probeeren geduldig te wachten. Maar ik zal aan je denken, aldoor denken, tot je opeens beseft hoe