| |
| |
| |
1615
petrus scriverius
daniel heinsius
| |
17 september
Orthodoxe calvinisten houden een particuliere synode te Amsterdam en verhogen daarmee de spanningen op kerkelijk en politiek gebied.
Hoofts herdersspel ‘Granida’, reeds opgevoerd in 1605, wordt uitgegeven.
De toren van het amsterdamse Stadhuis moet wegens bouwvalligheid gedeeltelijk worden afgebroken.
Het Arme Oude Mannen en Vrouwen Gast-Huys te Amsterdam, waar tegen de tweehonderd behoeftigen onderdak vinden, organiseert een verloting. Samuel Coster schrijft in verband hiermee zijn ‘Spel vande Rijcke-Man’ dat met de kermis meermalen wordt opgevoerd en nog ditzelfde jaar in druk verschijnt.
De Rederijkerskamer te Ketel organiseert een refereinfeest.
| |
| |
| |
1615
In een blijkens de slotregels als anoniem bedoeld gedicht:
Den Broeders In Liefde Bloeyende. Anno 1615.
laat Bredero door Rethorica zelf een toespraak houden tot zijn medeleden van D'Eglentier met een felle klacht over onverstandig en ijdel toneelbeleid, en met de dringende wens dat Campen, Lambert (Lambertsz.), Hooft en Samuel (Coster) door deskundig ingrijpen de hachelijke situatie zullen verbeteren. Deze berijmde toespraak werd voor het eerst gepubliceerd in: G.A. Brederoos Nederduytsche Rijmen (Amsteldam 1620).
Een ander gedicht inzake de ordeloze onenigheden in de rederijkerskamer en het onvermogen om tot een verantwoorde rolverdeling te komen, is gericht
Aen Ian Iacobsz Visscher, Schilder en Glaes-Schryver.
Leyd zijn vernoeghde leven,
VVerd dees brief (so God wil)
Het is afgedrukt in het Groot Lied-Boeck (Amstelredam 1622), Boertigh Liedtboeck blz. 108-109. De derde strofe luidt:
Waerom het Eglentiertjen, ach!
Niet bloeyt gelijck het voormaels plach?
Is Vrundt u vriendelijcke Vrage?
De meeste mangel die ick weet,
Dat is: dat elck zijn plicht vergeet,
Want niemant wil den ander dragen.
Een derde gedicht: Ian de voor-looper, waarin de namen te vinden zijn van Koster, Brero en de Drost, kant zich verontwaardigd tegen het optreden van Dr. Jan Fonteyn, die in 1615-1616 lid en in 1618 factor was van D'Eglentier. Het is voor het eerst gepubliceerd in: G.A. Brederoos Nederduytsche Poëmata (Amsterdam 1632).
Precieze dateringen van deze gedichten zijn niet mogelijk: daartoe kwamen dergelijke misstanden en twisten in de rederijkerskamer te veelvuldig en te langdurig voor.
| |
| |
| |
6 februari 1615
Adriaen Cornelisz machtigt ten kantore van notaris Palm Mathijs de procureur Adriaen Molenyser om ten behoeve van zijn dochter Hillegont in rechte op te treden tegen Pieter Lasman, d.w.z. de schilder Pieter Lastman. Van het proces dat wel een trouwbelofte zal hebben betroffen, is verder niets bekend. (Notariële archieven no. 457, folio 56 recto. Gemeente-Archief van Amsterdam).
Op huyden den sesten february anno
vxjc ende vyfftien Compareerde etcetera
ter presentie vande ondergeschreven
getuygen deersame Adriaen cornelis zoon
brederode poorter deser
Stede soo voor hem selven als
Intervenierende voor Hillegont
ariaens soon dochter Ende
heeft indier qualite geconstitueert ende machtich
gemaect Adriaen Molenyser
procureur voorden Houe van
Hollandt om syn recht ende saken
voorden seluen Houe te
berechten vorderen ende bewaren.
tegens Pieter Lasman ende
allen anderen Gevende
deselue syne geconstitueerde
daertoe alsulcken generale
ende speciale last ende als een
procureur ad lites ende met macht
een ofte meer procureurs
te substitueren Belouende voor
goet vast ende van waerden te
houden tgunt hy de geconstitueerde
desselfs gesubstitueerde ende elx
besonder etc. Gedaen binnen deser voorszeide
Stede ten woonhuyse myns notaris publicus
derick Jans zoon collert ende barent
hendrickszoon als getuygen -
Adriaen Cornelisz bredero
Barent henderixsoon
derck Janss Collert
| |
| |
| |
| |
| |
14 april 1615
Leden van d'Eglentier, waaronder Bredero en Samuel Coster, leggen voor de notaris een bezwarend getuigenis af tegen hun vroegere medelid Hendrick Boelisz, aangezien deze bij herhaling smadelijk zou hebben gesproken over hoge amsterdamse regenten. Dit getuigenis bleef bewaard als authentieke akte met de originele handtekeningen (Notariële archieven 457, folio 158) en als officieel afschrift (Notariële archieven 432, folio 92 recto. Gemeente-Archief van Amsterdam). De navolgende tekst en de reproductie betreffen de authentieke akte. De ondertekening van Bredero - overigens enkel de naam en het patronymicum - is het eerste stukje handschrift dat van hem bekend is.
Op huyden den veerthienden april anno xvic ende
vijfftien Compareerde voor my Palm mathijsz etc
ter presentie vande ondergeschreven docter
Samuel coster, Ian Iacobsz
Cornelis vis Claas Ewouts ende
Reynier Ewouts ende Gerbrant
adriaensz ende Jan Iochumsz te samen frequenterende
opde Oude Kamer in lieffd
bloeyende, hebben ter requisitie ende
versoecke vande andere gemeene Cameristen
by waere etc hoe warachtich is dat
eenen Hendrick boelisz procureur voorden
E Gerechte deser hunne mede
camerist geweest tot meermalen
jaerlycx onder andere tegens hen
getugen nae tverkiesen
vande magistraten deser Stede
seer Injurieuselyck gesproken heeft
op eenige persoonen die als dan in
regieringe gecoosen werde deselve
nyet bequaem kennen tot sulcken
ampt te bedienen seggende sulck ende
sulcke mannen maecktmen Schepen
ende sulcke mannen maecktmen ses ende
dartigen die gans nyet nut tot het
selue ampt syn De voorn. Docter Coster
ende (doorgehaald Gerbrant adriaensz) verclaert
(doorgehaald te weten de voorn. docter Coster) dat
hy deselve hendrick boelisz
(in de marge: ten bywesen van Iop symens ende Jan pietersz)
opde Kamer heeft hooren seggen wat wil
men veel van zeerouery seggen werpt
| |
| |
| |
| |
verso
sulcken Burgemeester nyet wech die
syn Soon laet leggen in aleppo
om aldaer de gestolen goederen
op te coopen De voorn. Gerbrand
adriaensz verclaert, dat hy wte
monde van Jop symonsz
mede gehoort heeft dat hendrick
boelisz soo de selue Iop symensz
verclaerde geseyt soude
hebben werpt Sulcken burgemeester
nyet wech die syn Soon laet
leggen in aleppo om aldaer de
gestoolen goederen op te coopen.
De voorn. Gerbrant adriaens ende Ian Iochumsz
verclaeren vorder dat Iop symensz
in syn by wesen op de Camer
geseyt heeft sulcken man
gaet men daer ses ende dartich
maecken waerom om dat hy
een kraeck gestoolen heeft
Alle t welck sy attestanten
verclaeren etc Gedaen binnen de
voorsz Stede ten by wesen
van Dirck Jansen collert
ende Andries Iacobsz Nitter
als getugen -
Samuel Coster
Reynir Eeuwoutsz
Jan Iacobsz visser
garbrant Adriaanssoon
Cornelis vis
Ian Iochemsz
Eeuwouts bont
| |
| |
| |
| |
| |
1615
Bredero treedt op als samensteller of tenminste als belangrijk medewerker van:
Apollo of Ghesangh der Musen, wiens lieflijcke stemmen merendeels in vrolijcke en eerlijcke gheselschappen werden ghesonghen. - t' Amsterdam, by Dirck Pietersz. Boeckvercooper op 't Water, in de Witte Pars. 1615.
De bundel (Koninklijke Bibliotheek, 's-Gravenhage; Signatuur 839 E 30) bevat 120 genummerde bladzijden, maar het openingsgedicht is er blijkbaar later voorgevoegd; er zijn weinig gedichten met volle ondertekening, vele met kenspreuken, en nog meer geheel anoniem.
Van Bredero's hand is het openingsgedicht van twaalf pagina's:
Apolloos aanspraack totte Nederlandtsche Jonckheyt.
gesigneerd: T'kan verkeeren. G.A. Bredero.
en voorts tenminste een negental gedichten en liederen, namelijk op de bladzijden
34: | Bruylofts-gift - In ouder eeuwen langh voor veele duysent jaren |
37 | Bruylofts-liedt - Ghy wack're Nimphjens en Dryaden |
44: | Bruylofts-ghedicht - Corts als de vaack en slaap mijn oogen sacht bestreden |
46: | Bruylofts-liedt - De reden door de tijd bevynt |
49: | Boeren-clucht - Maerten Aepjes eer je gaet |
50: | Boerinne-clucht - Nifje, Nifjen o je dingh! |
52: | Cluchtich Boeren-Liedt - Onze Lobb'rich is soo blijdt |
53: | Boeren-Liedt - Soo haest Gysjen had vernomen |
97: | Adieu schoonheden preuts vol sachte tooverijen |
Ze zijn alle ondertekend, alleen het laatste gedicht draagt noch naam noch kenspreuk. Op blz. 105 komt de spreuk, maar zonder de naam, ten onrechte voor onder het gedicht: Vaert wel Scepters, vaert wel, dat van P.C. Hooft is. Deze fout is echter gecorrigeerd.
De befaamde twaalf Sonnetten van de Schoonheyt staan verspreid over de blz. 73, 74, 76, 77, 79, 80, 81 en 83: ze hebben nergens enige vermelding of aanduiding van de auteur.
| |
Voorjaar 1615
Bredero schrijft een Eer-dicht, met de aanvangsregel:
Ghelyck den dapp'ren handts des Maalders Taeffereelden,
ondertekend: Garbrandt Bredero. 't Kan verkeeren.
als tweede van de drie sonnetten voor: Iephthahs Ende zijn Eenighe Dochters Treur-spel, t' Amsterdam. Voor Abraham de Koning, Kunst-vercooper wonende op de Beurs, inden Konings-Hoet. Anno 1615. De overige sonnetten zijn van Vondel, en van Colm. De opdracht van dit spel is door A. de Koning gedateerd: 20 maart 1615.
| |
| |
| |
Voorjaar 1615
Bredero schrijft twee Sonnets: Op Ian Syvertsoon Kolms Treur en blij-Spel met de aanvangsregels: Wilt ghy de weyflery der looser lichter Vrouwen,
en: Der Vrunden waare Liefd' en Aver-oude Trouw,
ondertekend: G.A. in Brederode. T'kan verkeeren.
als lofdichten voor: Battaefsche Vrienden-Spieghel, van Jan Sievertsen Colm t' Amstelredam. By Gerrit H. van Breugel, 1615.
De opdracht, aan Rodenburgh, is door Colm gedateerd: 2 mei 1615.
| |
mei 1615
Voor de bruiloft van Cornelis Janszoon Schooneman en Marya Arents de Lange, ondertrouwd op 22 april 1615, schrijft Bredero een huwelijksgedicht met als aanvangsregel:
Wilt ghy den Echten-staet in vrede staende houwen,
en een bruiloftslied met als aanvangsregel:
O Bruydegom en Heere.
Beide gedichten zijn opgenomen in Bredero's Groot Lied-Boeck (Amstelredam 1622), Boertich Liedt-Boeck, blz. 48-53.
| |
2 juli 1615
Deze datum wordt door Samuel Coster in zijn Opdracht uit 1617 genoemd als het begin van de succesrijke opvoeringen van Bredero's werk.
| |
1615
Opvoering van Moortje door de kamer D'Eglentier, blijkens de mededeling op het titelblad van de editie-1617:
En is Ghespeelt op de Oude Amstelredamsche Kamer Anno M.DC.XV.
| |
Waarschijnlijk 1615
Van de Tragedische ofte klaechlijcke Historien verschijnt deel VII als vertaling van Reinier Telle naar het Frans van Pierre Boaistuau en François de Belleforest, en met 17 berijmde bijdragen van Bredero. (Zie A. Keersmaekers in Spiegel der Letteren, jrg. 11, 1969, blz. 82-84).
| |
| |
| |
16 juli 1615
Ondertrouw van Bredero's zuster Hillegont met Hans Arentsen (Huwelijksintekeningregister der kerk. Gemeente-Archief van Amsterdam. DT&B nr. 419, blz. 168). In de marge staan twee aantekeningen; eerst: zullen buyten trouwen; daarna: zijn getrout tot Sloten teste Petro harritio minister Euangelij tot sloten.
Hans Arentsz
Den 16 Julij 1615.
Compareerden voor ijsbrant ben Albersz hans Arentsz
out 25 Jaer opde oude sijts voor burch wal ge
Assijsteert met Arent Iansz Sijn vader ende
Iudick Ians dr sijn moeder ter eenre ende
hillegont Aerjaens dr out 26 Iaer woonende als
vooren geassijsteert met Aerjaen Cornelisz bre
ro ende Marij garbrans haer vader ende moeder
Ende gaven aen datse aen malkanderen verlovet ende met trouwe verbonden waren, versoeken-
de haere drye Sondaeghse uytroepinghen, omme naer de selve de voorsz trouwe te solenniseren,
ende in alles te voltrekken, soo verre Daer anders gheene wettighe verhinderinghe voor en valle. Ende naer dien sy byde waerheyd verklaerden datse vrye Persoonen waren, ende malkanderen in bloede
waer door een Christelijk huwelijk mochte verhindert worden, niet en bestonden, zijn hun ha-
re gheboden verwillighet.
hans Arentsen hillegont adriaens
| |
| |
| |
26 september 1615
Marry Gerbrants betaalt ƒ50 rente inzake het huis, met een korting, zodat het bedrag ƒ43,75 wordt. (Archieven Gasthuizen 1598, blz. 29. Gemeente-Archief van Amsterdam). Voor facsimile zie blz. 95.
November ao 1614 ontfangen van Meritgen gerbrans den 26en septemb. 1615 |
43 15 - |
| |
30 september 1615
Een kind van Goossen Jansz en van Bredero's zuster Stijn wordt in de Oude Kerk begraven. Het jaartal staat bovenaan de bladzijde. Daar het andere kind al in november 1612 gestorven was, leefde enkel nog de buitenechtelijke dochter Jannetje Pieters. (DT&B nr. 1044, folio 6 verso. Gemeente-Archief van Amsterdam).
+ |
den 30 een kynt van gosen Janssen wonende by dye verken sluis |
4 |
|
|