29 april 1614
Adriaen Cornelisz laat de boedel van zijn schoonzoon Goossen Jansz door de notarissen J. en N. Jacobs inventariseren en taxeren, en legt er beslag op vanwege een huurschuld van ƒ150,- (Notariële Archieven 377A, protocol nr. 153. Gemeente-Archief van Amsterdam).
Men mag aannemen dat Adriaen Cornelisz dit niet heeft gedaan om door de verkoop van deze schamele inventaris betaling te krijgen voor zijn vordering, maar wel om de inboedel te redden voor zijn dochter Stijn door de zaken te onttrekken aan de macht van haar verkwistende echtgenoot. (Zie Mejuffrouw Dr. I.H. van Eeghen, Amstelodamum, jrg. 55, blz. 153).