Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdMeditatie Op de engte van seecker padtaant.Stemme: siet boven p. 65, of 125Dit waren eertijds brede wegen,
En siet! nu sijn het smalle pa'en,
Wat isser my oock aan gelegen?
't Is my maar om de weg te gaan.
5[regelnummer]
Ick heb op breed nog eng te letten,
Wat can een smalle weg my scha'en,
Kan ick 'er maar mijn voeten setten,
't Is my maar om de weg te gaan.
En of er nog veel schone straten,
10[regelnummer]
Vol cierlijckheyd, besijden aan
Dit paadtje waren, cond 't my baten?
't Is my maar om de weg te gaan!
| |
[pagina 217]
| |
Begerig Hert wat can 't u geven
Of u een volle koffer dost?
15[regelnummer]
Of sob're nootdruft wel doet leven?
Voor my, 't is my maar om de Kost.
Geen volle Kas can my vernoegen,
Geen spijs die overschiet my vo'en,
Wat hoev' ick om te veel te ploegen?
20[regelnummer]
't Is my maar om de Kost te doen.
Genoeg is eel, of 't breed of smal is,
Genoeg, dat can my effen voen,
Genoeg my in de plaats van all' is.
't Is my maar om de Kost te doen.
25[regelnummer]
Een and're schat van hoger weerde
Ist daar ick met mijn lust naar hijg.
En my genoeg als ick op eerde
De Kost maar voor dit leven crijg'.
En oft een smalle weg moet wesen
30[regelnummer]
Die my geleydt ten Hemel aan.
Geen ongemack en wil ick vresen.
't Is my maar om den weg te gaan.
'k En sal mijns Vaders wijsheyd laken?
Die 't so bestelden na sijn sin;
35[regelnummer]
't Is my genoeg can ick maar raken
Door 't smalle padt ten Hemel in.
Ick laat het ruyme, voor wiens herte
Besuyren sal den Sielen-wroeg:
Voor my; my sijn de corte smerte'
40[regelnummer]
Van 't smalle padt al ruym genoeg.
23. Wijnm. 1659
|
|