Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 180]
| |
Morgen-liedtaant.Uyt het donker van den nacht,
En de diepe duystre dalen
Van verschrikking, en onmacht,
Kom ik weêr het hooft ophalen.
5[regelnummer]
Wat zal ik u voor het licht,
Heer, van dezen dagh vergelden?
Zal ik met een vroeg gedicht
Gaan uw lof en prys vermelden?
Zal ik u met morgen-zang
10[regelnummer]
Boven 't Pluymgedierte prysen?
Ach! zoo wacht ik al te lang
Uyt de Pluimen op te ryzen.
Hadt myn Ziele zoo veel baats,
Dat zy van u mochte lenen
15[regelnummer]
Vleugelen des dageraats
Waar en vloog zy dan niet henen!
Maar de Zon is my te gaau
Zy komt my in 't bed verrassen
O die altydt kon zo naau
20[regelnummer]
Op zyn uur en stonde passen!
Ziet hoe zuiver is haar glans,
En hoe kuis haar eerste Stralen;
Ach! waar zo myn lof althans,
Om uw Goetheid af te malen.
25[regelnummer]
Maar gelyk zy schaamroot is
Van d'onzuiverheden der Aarden:
Zoo schaam ik my voor gewis,
Als ik koom uw Prys aanvaarden.
Zy ontnuchtert haar terstont
30[regelnummer]
Met den frisschen dau der lovren:
Dat geen drank koom in myn mont
Die myn zinnen kan betovren.
| |
[pagina 181]
| |
Zy trekt op den dikken damp
Van de Venen en de Vlieten
35[regelnummer]
En komt in de drooge kamp
Oly weêr in 't koren gieten.
Zoo moet ook Gods helderheit
Zich verspreyen in myn oogen,
Dat ik daar door al myn leit,
40[regelnummer]
En myn tranen op magh drogen.
Maar al eer de Zon van 't Oost
Hoger opklimt naar het Zuiden,
Weest myn voorspraak en myn troost
By de klare middaghs-luiden.
45[regelnummer]
Ghy weet hoe de schemering
Van myn schaamte pleegt te beven,
In de Gulden ommering
Van zo groten glans te sweven.
Is dit by de menschen hier,
50[regelnummer]
Heer, wat zal 't by u dan wezen?
Daarom leert my goedertier
Altyt voor uw Vierschaer vrezen.
Ach! dat zo voor eenen nacht
Vele zulke dagen quamen,
55[regelnummer]
Dat u wierde toegebracht
Al ons lof en Prys te zamen.
|
|