Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermdAfmaninge van Gierigheyt ende buycksorge Stemme: O ongeluckigen, &c.aant.Och arme wereltsch Kindt,
Hoe komt ghy soo verblindt,
Dat ghy den Rijckdom soo bemindt?
Wat sal u baten 's werelts goet,
5[regelnummer]
Wanneer ghy naeckt verhuysen moet?
Nu is uw hert gestelt
Soo seer op 't snoode gelt,
Dat ghy versamelt met gewelt,
Maer moog'lijck komt een dief by nacht,
10[regelnummer]
Die al uw' schat te steelen tracht.
Nu zijn u Kassen veel,
Uw Coff'rens in 't geheel
Gevult met zijd' en met fluweel,
| |
[pagina 121]
| |
Maer licht'lijck uw' schoon kleederen al,
15[regelnummer]
Een worm kleyn bederven sal.
Komt siet de Lelyen aen,
Die alsoo cierlijck staen,
Als Salomon oyt heeft gedaen,
Sy winnen of sy spinnen niet,
20[regelnummer]
Hoe-wel ghy haer soo heerlijck siet.
Een Vogel werdt gevoedt
Van sijnen Schepper goet,
Hoe wel hy geen provisie doet:
En ghy sorght steets met ongedult,
25[regelnummer]
Wat spijs en dranck ghy hebben suit.
En is uw' leven teer,
En 't lichaem niet veel meer
Als 's leven spijs, en 's lichaems kleer?
Betrouwt op Godt, die eeuwigh leeft,
30[regelnummer]
Die alle dinck sijn voetsel geeft.
Na Christi Koninckrijck
En niet naer 't blinckend' slijck,
Laet ons doch trachten al-gelijck,
Het ander sal ons sonder pijn,
35[regelnummer]
Seer mild'lijck toe geworpen zijn.
|
|