Het hart naar boven. Religieuze poëzie uit de zeventiende eeuw
(1999)–Ton van Strien, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
Opweckinge, Om Godt te danckenaant.Dat Wilt-vanck Wilt-sanck houdt, dunckt my niet vreemt te wesen,
Daer wert in 's Werelts wout, geen ander sanck geleert,
Een mensch door Christi geest, getemt en onderwesen,
Is dat een vreughden Feest, dat hy sijn Godt vereert:
5[regelnummer]
Waer ick een Nachtegael, pleeght Epicteet' te spreken,
Ick queelde mee haer tael, maer nu ben ick een mensch;
Wat sal ick doen? ick sal, my selfs de mont op breken,
Godt prijsen over al, ach kond' ick soo ick wensch!
'k Wensch dat mijn stem soo grof, en sterck waer als de Donder,
10[regelnummer]
Dat ick mijns Scheppers lof, mocht machtigh brommen uyt;
Doch Godt hoe hoogh hy woont, hy hoort wel wie hier onder
Hem danck en eer betoont, al ist met kleyn geluyt.
Soo langh ick uyt de lucht, sal 's levens asem trecken,
Sal ick der lippen vrucht, Godt off'ren laet en vroegh:
15[regelnummer]
Ick sal mijn traegh gemoet, by daegh en nacht op-wecken;
Hoeveel men 't dancken doet, men doet het noyt genoegh.
|
|