Chaos ofte verwerden clomp(1643)–Cornelis Stribee– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [DOen het Orpheus Bruyloft was] Op de stemme: In 't voer-iaer eer Aurora brack uyt, &c. DOen het Orpheus Bruyloft was Doen waren Bosch en Boomen: Ja Waters, Winden, Bloem, en Gras In blijtschap op genomen, Maer Hymens Toorts die dompten uyt Sy was vol drucks en tranen, Want na de Bruyloft heeft de Bruydt Orpheus gaen vermanen: [pagina 85] [p. 85] Of sy met de Najaden mocht gaen Bloempjes plucken af, Maer, laes! een Slangh lagh in het Gras, die haer den doot-steeck gaf. Dees haest en droeve doot seer snel Die deed Orpheus quellen, Hy nam terstont sijn soet gespel En daelde na der Hellen, Alwaer hy Proserpina sagh Aen Plutoos zy vol schricken. Daer en scheen geen schaduw' van den dagh Als damp en vlamme-blicken; Hy nam sijn Harp, en speelde een soo soet geneur Dat Pluto selfs in sluymer viel, de Geestjens uyt getreur. Ach! Pluto; (speeld' hy) dien 't Gebouw Uw's Rijck regeert, als Koningh: Ach! laet mijn Bruyt, mijn waerde Vrouw [pagina 86] [p. 86] Weer uyt u Helsche woningh, Op dat ghy als de Doot my scheyt Ons beyde mooght ontfangen, Wiens Zieltjens in der eeuwigheyt Met vreught sullen verlangen. Van dit Gespeel mocht Pluto, noch zijn Poeserpijn Van tranen haer onthouden schier, maer mosten treurigh zijn. Den lang-vermoeyden Irion Syn drayent Rat dat stutten, De Nimphen aen haer diepe Bron Vergaten 't Water putten, En Sysiphus ging aen den Bergh Op sijnen Steen wat rusten, En Tantalus (door langh getergh) Vol voerden doen sijn lusten, [pagina 87] [p. 87] En Titius die heeft syn Gieren doen gespeent, Men seyt: als dat de Furien noyt hebben meer gheweent. Sy deden Euridice voort Wt al de Zieltjes komen, Die uyt des Werelts blijen oort Eerst waren in-genomen, Sy ginck noch manck, door dien 't Serpent Had in haer Hiel gebeten, Sy heeft haer tot Orpheus gewent, En wellekom geheeten: Sy wert hem weer gelevert, maer soo hy omsagh Eer dat hy uyt der Hellen was sy noyt sou sien den Dagh. Orpheus nam sijn lieve Bruyt, Verhoopte nu syn segen, En gingh de Helsche poorten uyt Door donck're keysel wegen; [pagina 88] [p. 88] Doch door de Liefden sagh hy om, Doen hoorden hy jammerlijck suchten, Een stem riep: ach! mijn Bruydegom Nu moet ick van u vluchten, Hy vloegh rondom, en greep na haer, maer lacy! siet Hy vont niet als de yd'le Locht met jammerlijck verdriet. Dees tweede Doot die heeft Orphee Sijn Kleeders doen verscheuren: Hy ging, vol drucks, en harten-wee Te rugge-waert met treuren, Hy badt den Poortier Cerb'rus aen Of hy hem weer in wou laten? Maer sijn gebeden en getraen En mochten gantsch niet baten: Hy socht sijn uyt-gangh nae het Tracische gebiedt Beklagde sijn Liefs tweede Doot tot hem de Ziel verliet. Vorige Volgende