Chaos ofte verwerden clomp(1643)–Cornelis Stribee– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] [AY schoone Nimph aensiet een machtigh Koningh] Op de stemme: On die partoe qui vous & nu, &c. K AY schoone Nimph aensiet een machtigh Koningh, Knielt voor u soete beelt: En biedt u aen sijn staedt, sijn Rijck en krooning: Wt Monarchy geteelt; Slechts voor een lieve kus van uwe Lipjes, Vergunt, op dat mijn brandt verkoel, Vergunt dat ick u Borsjes voel Haer roode tipjes. H 2 Ick ben een Maeght, een slechte schaep-herd'resse Mijn rijckdom is mijn Vee, Mijn Ouders out die leerde my een lesse, [pagina 81] [p. 81] En 't was haer laetste bee: Gedenckt, ach! kint, waer van ghy sijt gesproten: Siet dat ghy wel u Schaepjes hoet, Ghy sijt voor Herders op-gevoet, Niet voor de Grooten. K 3 Ick sal u Hooft een gouden Croon op-setten En voeren doen een Staf, H O neen, u Croon die sou mijn eer verpletten, En sincken doen in 't Graf, K Mijn groote prael die sal u schand' bedecken. H Och! dat behoeden al de Goon, Dat ick sou om een Kooninghs Croon Mijn eer bevlecken. K 4 In mijnen Throon daer sult ghy sijn verheven En heerlijck muyten uyt, H O neen, mijn, lust in 't groene Velt te leven, [pagina 82] [p. 82] En werden Herders Bruydt, En zijn een Koningin van veele Schaepjes, Een dichte Linde is ons Throon, Een Roose-crans met Bloempjes schoon Pronckt voor de Knaepjes. K 5 Wat geeft u 't Velt en dese Boom-gewassen? Wat gaet ghy Herderin Des morgens vroeg voor dagh, door dou, en plassen Streckt liever niet u sin Te sijn omringt met Gout, en blanck gepeerelt, Voor 't Velt een Marmer-vloer: Een Koningh voor een lompen Boer, En pronck der Weerelt. H 6 Natuer die heeft o Vorst doe sy my teelde Geen Croonen toe-gevoeght, En nu Fortuyn mijn geen gebiedt me-deelde [pagina 83] [p. 83] Soo ben ick wel vernoeght, En sal op 't Velt, of in 't Bosschagy woonen, In stille rust, en nedricheyt: Dus ick bid dat sijn Majesteyt Mijn eer verschoonen. C 7 Onnoos'le Maeght, hoe sijt ghy soo versteken Van weeldens soet aenschijn? H Sijn Hoogheyt weet eer ick mijn trou sou breken Soo straft mijn God Jupijn, Want in mijn hert heb ick een lief verkoren, En aen hem die daer door 't Geboomt Met syn bewolde Schaepjes koomt: Mijn trou gezworen. C Wel gaet, en blijft ghy boersche Herderinne Met uwen Boer in 't Wout; Saeyt, Maeyt, en plant, en maeckt u kost te winnen [pagina 84] [p. 84] Wanneer ghy zijt getrout. H Gaet ghy Koningh ick blijf in 't Bosschagie, Gaet by u Juffers van het Hof Versoeckt die door U Koninghs lof Tot sno Boelagie. Vorige Volgende