Samenvatting
De term ‘realisme’ wordt door twintigste-eeuwse kunst- en literatuurcritici zo vaak gebruikt dat het moeilijk voorstelbaar is dat de kritiek ooit zonder heeft gekund. Toch is hij pas rond het midden van de negentiende eeuw in de woordenschat der critici opgenomen, en die integratie verliep niet zonder problemen: de term ‘realisme’ werd uiteenlopend geïnterpreteerd en riep bij velen verzet op. In deze studie onderzoek ik de opkomst van de term ‘realisme’ in de kunst- en literatuurbeschouwing in Nederland tussen 1835 en 1875.
In de Inleiding verantwoord ik de keuze van mijn onderzoeksmateriaal en de periodeafbakening. Ik zet uiteen dat ik tot de ‘precieze’ begripshistorici behoor die hun materiaal in beginsel beperken tot die tekstplaatsen waar de term ‘realisme’, ‘realistisch’ of ‘realist(-en)’ daadwerkelijk wordt gebruikt, waarmee ik mij onderscheid van meer rekkelijke begripshistorici, van ideeënhistorici en van hen die de geschiedenis van de kunstwerken zelf onderzoeken.
Deel I, over de ‘Geschiedenis van de term “realisme” tot 1855’, valt in drie parten uiteen. In hoofdstuk 1 beschrijf ik hoe de term ‘realisme’, voordat deze in de kunst- en literatuurbeschouwing ingeburgerd raakt, gebruikt wordt in de filosofie, en wel voornamelijk als pejoratieve term. Vooral Kant gebruikte de term ‘realisme’ als benaming voor een afkeurenswaardig metafysisch en kentheoretisch standpunt.
In hoofdstuk 2 geef ik een overzicht van de geschiedenis van de term ‘realisme’ in de kunst- en literatuurbeschouwing tot 1855 buiten Nederland. In Über naive und sentimentalische Dichtung (1795-1796) geeft Schiller de term ‘realist’ een moreel neutrale en cultuurfilosofische betekenis. In de briefwisseling tussen Schiller en Goethe, die in 1829 in druk verschijnt, gebruikt Schiller de term ‘realisme’ ook voor die kunst die haar vormen aan de werkelijkheid ontleent. Veel invloed hebben Schiller en Goethe met hun eigenzinnig gebruik van de term ‘realisme’ vóór 1855 niet gehad. Opmerkelijk is dat vóór 1855 de Duitse critici Julian Schmidt en Theodor Fontane over het realisme schrijven. Hun verhandelingen rechtvaardigen het vermoeden dat in Duitse literaire tijdschriften en kunstbladen van vóór 1855 meer over ‘het realisme’ te vinden is dan vaak wordt aangenomen.
In Frankrijk wordt de term ‘realisme’ voor het eerst in verband met literatuur gebruikt in 1826. Midden jaren dertig is er opnieuw sprake van ‘realisme’ en ‘realisten’ in de literatuur. Dan is dit vooral een persoonlijke eigenaardigheid van de criticus Gustave Planche en diens tijdschrift Revue des deux mondes. Na 1838 verdwijnt de term ‘realisme’ ruim tien jaar uit Planche's vocabulaire en duurt het, op enkele verspreide opmerkingen na, tot na 1850 voordat met zekere regelmaat over ‘realisme’ en ‘realisten’ in de letterkunde wordt gesproken. Vrijwel altijd wordt de term pejoratief gebruikt. Na het midden van de jaren veertig spreekt men in Frankrijk soms over ‘realisme’ in de schilderkunst, maar ook