2667. Staan als een zoutpilaar
is ontleend aan den bijbel, Genesis XIX, vs. 26: ‘waar van Lot's huisvrouw verhaald wordt, dat zij omzag, terwijl vuur en zwavel de steden Sodom en Gomorra verdelgden, en hiervoor door God gestraft werd door in een zoutpilaar te veranderen. - Groote onregelmatige brokken asphalt borrelen nu en dan uit de Doode Zee op en nemen dan allerlei grillige gedaanten aan, waarin de Oostersche verbeelding ook eene vrouwengestalte zien kon’ (Woordenschat, 1270). Zie ook de Leidsche bijbelvertaling I, bl. 65 noot 26; fri. hy steet dêr as en sâltpylder, een druiloor; afrik. hy staan soos 'n soutpielaar, hij staat stil.