Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2631. Iemand op zijn zeer treden (trappen of tasten),d.w.z. eene gevoelige plek bij iemand aanraken, hem pijnlijk aandoen, en bij overdracht hem kwetsen door over dingen te spreken, die hem onaangenaam zijn; hem iets verwijten; hem beleedigen. Zie Campen, 100: hy is op syn seer ghetast; Servilius, 166*: op syn seere rueren, tangere hulcusGa naar voetnoot3); Sart. I, 7, 42: een op sijn seer tasten, hoc est, movere dolorem, ejusque rei facere mentionem, quae nos magnopere urat; Anna Bijns, Refr. 380: Van den boosen, die ghij (Jezus) op haer seer hadt ghetast
Hoe wert ghij int hofken veroverlast.
Poirters, Mask. 21; V. Moerk. 466; Vondel, Sofomp. vs. 425; Huygens I, 131; VII, 174: Roert niemands leemten aen, om jocken, noch om krencken,
All is hij noch soo laegh, al zijt ghij noch soo hoogh;
Wij hebben elck ons zeer, en konnen elck gedencken,
Hoe zeer de lichtste tré doet op een' Exteroog.
Zie verder Rusting, 319; Tuinman I, 203; 213; Sewel, 272: Gy hebt hem op zyn zeer getreeden, you touched him upon the quick; Ten Doornk. Koolm. III, 175 b; De Bo, 1422: iemand op zijn zeer treden of terden, hem in zijn zeer tasten; Antw. Idiot. 1473: gauw zeer gedaan zijn, | |
[pagina 528]
| |
lichtgeraakt zijn; fri. immen op 't sear komme; hd. jemandes wunde Stelle, wunden Fleck berühren; eng. to rap upon a p.'s sore; to touch a p. up(on) the raw. Zie no. 2243, en vgl. de uitdr. oud zeer op(en)krabben, oude (smartelijke) gebeurtenissen weer oprakelen; zie Ndl. Wdb. XI, 621; 947-948. |
|