Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2618. In zijn zak steken,gezegd van een bijtende toespeling, die iemand zich moet aantrekken, in de zegswijze: die kunt gij in uw zak steken, die is voor u, die kunt ge aanpakken, opsteken, waarvoor de Engelschen zeggen put that in your pipe and smoke it. In de 15de eeuw steeck dit in uwen asack (knapzakGa naar voetnoot1)); zie Leuv. Bijdr. IV, 227 (Anna Bijns): Knaecht myn beenken die wilt, ic werpt int hondert al; diet aengaet macht in zyn tessche steken; Winschooten, 235: Van een ander een drooge bokking krijgen, dat juist van de bijstanders soo niet gemerkt kan werden; dog die het raakt, die steekt se bij sig; C. Wildsch. III, 57: Nu dit bokkingjen (steek, hatelijk gezegde) kan je in je zak steeken: zie ik ben recht en slecht; bl. 342: Dat dacht ik kan je in je zak steeken, Mijnheer Wildschut; Harreb. II, 488 b; Nw. School, VI, 13: Die kunnen we in onzen zak steken, niet!; Heijermans, Ghetto, 17: Die ken je in je zak steeke en vanmiddag thuis laate zien; Waasch Idiot. 753: dat steek ik in mijn zak, dat zal ik onthouden; vgl. het hd. eine Beleidigung einstecken; eng. to pocket an insult; to put in one's pocket; fr. empocher des coups, slagen krijgen; fri. yn 'e bûs stekke. Vgl. ook de uitdr. die zit! die opmerking heb je te pakken, die is raak (Nederland, 1914 II, 20), een beeld ontleend aan 't biljartspel (?). |
|