Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2587. Den wind van voren krijgen,vroeger den wind voor in krijgen; in eig. zin bedoelt men er mee, dat de wind plotseling, zonder voorafgaande waarschuwing, tijdens een bui met groote kracht van voren inkomtGa naar voetnoot4). Vandaar overdrachtelijk een schrobbeering krijgen, een geweldig standje krijgen; fri. hy kriget de wyn fen foaren; oostfri.: he krigt de Wind fan förn. Zie Bontekoe, 60; Paffenr. 38: De vyand die eerst scheen voorspoedig in 't begin raekt hier weer over staek (stag), en krijgt de wind voor in; W. Leevend I, 271: Ik dagt niet dat ik de wind zo van voor zoude gekreegen hebben; V. Janus, 42: Op dit argument kreeg de Burger den wind zoo sterk voor in; Harreb. II, 471 a; Huydecoper, Proeve III, 199; Sjof. 192: Toen kreeg Post den wind van voren; Nkr. V, 27 Mei p. 2: Als ik op die manier gesproken had, kreeg ik gewoonlijk den wind van voren; Het Volk, 5 Nov. 1913 p. 1 k. 4: De heer Lohman kreeg van drie Rotterdamsche afgevaardigden, benevens van een Rotterdamsch wethouder viervoudige wind van voren; 18 Sept. 1914 p. 3 k. 1: Overigens heeft de ‘Manchester Guardian’ daarover geschreven, waarvoor dat blad de wind van voren kreeg; Schakels, 81, enz. |
|