Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2586. Door den wind gaan.In zeemanstaal verstaat men hieronder opzettelijk met een zeilschip zóó draaien, dat men den wind (die aanvankelijk aan de eene zijde inviel) eerst van voren en daarna van de andere zijde inkrijgt, doordraaien (hd. durch den Wind drehen oder durchdrehenGa naar voetnoot2)); overstag gaan; bij overdracht afwijken van zijn aanvankelijk standpunt; op goed geluk een besluit nemen; aan den zwier zijnGa naar voetnoot3); vgl. Harreb. II, 470: Hij gaat door den wind, hij neemt een besluit en kiest zijne partij; Het Volk, 14 Juli 1913 p. 2 k. 4: Thans is de verbittering zoo toegenomen, dat twee der vrijzinnige fraktiën zich geroepen achten om bij de herstemming met de sociaal-democraten door den wind te gaan - zooals men dat gemeenlijk noemt. Zie no. 1746. |
|