2577. 's Lands wijs, 's lands eer,
d.w.z. ieder land heeft zijne bijzondere zeden en gewoonten, die men geoorloofd en welvoeglijk acht; vgl. mlat. mutantur mores, quando mutantur honores. Eene spreekwijze, die voorkomt in de Prov. Comm. 452: lands zeede, lands eere, quod terrae mos est hoc terrae semper honos est; Goedthals, 82: lands sede, lands eere, costume vanden lande en is geen schande; on doibt de chose faicte user; Campen, 76: landts wyse Landts eere; Servilius, 208*: des lants wyse is des lants eere; Spieghel, 285: lands wijze, lands eer; Brederoo III, 61, 1465: Lands-wijze zijn landseer; V.d. Venne, 166: Landts zeden, landts reden; zie verder de bij Harrebomée I, 174 a; III, 176 aangehaalde schrijvers; Bebel no. 28 en 522; Gew. Weuw. III, 68; Paffenr. 125; Taalgids V, 145; Wander II,