Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 502]
| |
bekend en o.a. voorkomend in de Verm. Avant. I, 298: De Marquis was zedert eenige jaren seer heftig van het Podagra aangevogten, het welk hem des jaars vier of vyfmaal so geweldig aangreep, dat hy gedwongen was dickmaals so vervaarlyk van pyn te roepen, dat men het de gansche buurt over verstaan kost, gelyk die geene, die in haar jeugd Tryntje en Wyntje genoegsaam bemind hebben, om met ervarentheid daar van te konnen spreken, sulx wel geloven sullen; O. Kant. 30: t Komt van t Wijntje en van Trijntje. Zie verder Brederoo I, 60, 1595; Tuinman I, 73; 137; Harreb. II, 149 a; Jord II, 17: Trijntje en wijntje; S. en S. 7: Ga je weer zuipen, in no time alles op an wijntje en Trijntje; Worp, Drama en Tooneel I, 210: Een paar schurken die aan de jongens beloven de genoegens van Trijntje aan die van Wijntje te zullen toevoegen; Haagsche Post, 22 Juni 1918, p. 737 k. 3: De Oostenrijkers zijn erg prettig in den omgang, vroolijk en levenslustig, beminnaars bovenal van Wijntje en van Trijntje; fri. hy hâldt in bulte fen wyntsje en Tryntsje. |
|