2551. Naar den bekenden weg vragen,
d.w.z. zich onkundig houden, en vragen hetgeen men wel weet; gron. vroagen noa 't kundege pad (Molema, 231 b); fri. freegje nei de kindige wei; eene in de 17de eeuw vrij gewone uitdrukking, die men o.a. vindt bij Winschooten, 365; Hooft, Warenar, vs. 1146: Jy houtje soo slech en begint nou te vraghen nae de bekende wech; Com. Vet. 121: Dan slacht ghy de potters, die nae de bekende wegh vraeghen; Coster, 542, vs. 1464; Huygens, Hofwijck, 2239; Tuinman I, 29; II, 171; Van Effen, Spect. VII, 86; Sewel, 919; Harreb. II, 447 b; Ndl. Wdb. II, 1570; Menschenw. 203; Eckart, 122: he fragt na 't kündige Patt as de Jôden; Dirksen II, 45. Volgens De Bo, 1381 beteekent de uitdr. in West-Vlaanderen: ingebeelde moeilijkheden tegen iets inbrengen. Doch ook in onzen zin komt zij voor (Tuerlinckx, 721; Waasch Idiot. 724; Antw. Idiot. 1428; 2142) naast naar de bekende bane vragen (Teirl. 99).