Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2500. Een loopend vuur(tje),Ga naar eind2500in de zegswijze ‘'t gaat voort als een loopend vuurtje; dit past op 't geen zich spoedig alom verspreit; gelyk zulke loopende tydingen en straatmaaren, die de een den anderen voort vertelt. De gelykenis is eene streek van aangesteken buskruid’ (Tuinman II, 218). Dat deze verklaring juist is, blijkt uit Pers, 896 a: Hy wilde daer eenige tonnen kruyd brenghen, om die met een loopent vier (d.i. een lont) te ontvoncken; Hooft, Ned. Hist. 901: In de kerke, een' myne te graaven en kruyds genoegh daarin verborghen, te doen slagh maaken door een loopend vuur; De Brune, Bank. I, 159: Die in een quaed gheruchte komt, is half ghehangen en | |
[pagina 468]
| |
verdoemt. Dat eens ghevat zijnde, loopt gheduyrich voort, als een viertjen, daer buskruyt ghestroyt is. Zie verder Vondel, Gebroeders (ed. 1650), bl. 42: Zijn yver brandt, gelijck een loopend vier, en vlieght terstont door 't gantsche rijck; Pers, 377 b: Dese opstand van Brussel vloogh, als een loopend vier, door 't geheele land; Pasquil-maecker, 17; Gew. Weuw. III, 49: o Goon, dat zal morgen door de Stad gaan als een loopend vuurtjen; Esopet, Napelsche Hengst, 4: Dat slaat voort als een loopende vuurstroom door de geheele stad; Van Effen, Spect. XII, 53: De wraek is een loopend vuur; Sewel, 460; Van Beers, Gedichten (anno 1885), bl. 266; Amst. 37; Menschenw. 529: Iedereen weet het reeds in Wieringerland, dat gaat als een vuurtje; Handelsblad, 4 Jan. 1915 (avondbl.) p. 6 k. 5: Het nieuws dat H.M. de Koningin heden zou komen, had zich als een loopend vuurtje door de stad verspreid; fri. in kwea' namme rint foart as diggelfjûr (St.-Elmsvuur); it nijs roan as diggelfjûr troch de bûrrenGa naar voetnoot1); eng. a running fire; to spread like wild-fire; hd. sich wie ein Lauffeuer verbreiten; fr. se réprandre comme une trainée de poudre. In Zuid-Nederland: rondgaan gelijk een loopende vier (o.a. Antw. Idiot. 1371). |
|