Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2484. Vroeg rijp, vroeg rotGa naar voetnoot2),Ga naar eind2484gewoonlijk met het toevoegsel vroeg wijs, vroeg zot (16de eeuw bij Servilius 95*: vroech wijs, out sot); ‘een kind verstandigh voor de jaren, dat ziet men dickwijls qualijck varen’ (Cats I, 453). In de 17de eeuw bij Cats I, 453: | |
[pagina 460]
| |
Vroegh rijp, vroegh rot.
Vroegh wijs, vroegh sot.
De Brune, 205: Haest rijp, haest rot; haest wijs, haest zot; V.d. Venne, 209: Wat vroegh rijpt, wil haest rotten; Tuinman II, 7: Vroeg ryp, vroeg rot, vroeg wys, vroeg zot. Vernuften die voor en boven hunne jaaren verstand hebben plegen vroeg te sterven, of ras te verstompen; Adagia, 67: Vroegh weys, oudt sot; W. Leevend, VIII, 235: Zoo gaat het: vroeg ryp, vroeg rot, vroeg gras, vroeg hooi!; Harreb. II, 222; III, 323; Ndl. Wdb. XIII, 1424; Erasmus CLVII. In Zuid-Nederland: Vruug groot, vruug rijp. Vruug rijp, vruug bedorven of zot (zie Antw. Idiot. 1408). In de middeleeuwen zeide men tilic peert, tilic ghuyle (knol); nd. frou hingst, frou rune; eng. soon ripe, soon rotten. |
|