Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2457. Op staanden voet,d.i. onmiddellijk, terstond; eig. terwijl de voet nog staat, voordat men een voet verzet: vgl. het lat. statim, ilico (in loco); mnl. up die stede; vorevoets; hd. auf der Stelle; fr. sur le champ; eng. on the spot; mnl. op de(n) staende(n) voet, op den voet staendeGa naar voetnoot1); op eenen voet staende (in Leenr. 19) of voetstaens, voetstandes, voetstaendesGa naar voetnoot2); syn. van sonder ommekeeren; Kil.: Staendsvoets, voets-staends, statim, ilico, vulgo pede stante; voet-staens, statim, actutum, evestigio; bij Despars staensvoets; lat. stante pedeGa naar voetnoot3). In de vroegere rechtspraak moest hij, die niet met een gewezen vonnis tevreden was, dit dadelijk, op de plaats zelve schelden, wederspreken, op de staende voet appelleeren; standes, onverwandes voets of unverwandtes fuszes, im fuszstapfen, e er hinder sich tredeGa naar voetnoot4); up dem vote, er des votes wandelingeGa naar voetnoot5); stehenden fuszes (vgl. Grimm, IV1, 973-974); Kluchtspel II, 18: op staenden voet; Huygens I, 176: op staende voet (Pers, 474 a; 602 b; Paffenr. 89); Een wijs Hovelingh, 368: staende voets; Vondel, Noah, 928: op staenden voet; Cats II, 85: op de staende voet; bij Coster, 399 vs. 586: op de voet; Van Effen, Spect. III, 147: op staande voet; Rusting, 24; 37; 42; 53: op staande voet (vgl. 220: staande beens); Halma, 737: op staande voet, terstond; Sewel, 748: op staande voet, immediately; Weiland: op staande voet. Thans algemeen op staanden voet; ook in Zuid-Nederland naast op staanden oogenblik (zie Antw. Idiot. 1171); afrik. op staande voet iets doen. Vgl. de syn. uitdr. gapens monts (bij Matthijsz. 161: Ist dat dieghene ... anders naseit dan die rechter voirseit ... hy bevalt in den eedt, opdat hy dairof ghevangen wort gapens monts (onmiddellijk nadat hij de fout begaan heeft, terwijl zijn mond nog open isGa naar voetnoot6)). |
|