Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 436]
| |
2438. Iemand achter de vodden zitten,d.i. iemand op de hielen zitten; ook hem narijden, achter de broek zitten, achter of op de hakken of vessemen zitten (Schuerm. 755 b); achter het leer zitten (Ndl. Wdb. VIII, 1208); eig. iemand achter de kleeren zitten (vgl. Huygens, Hofw. 2791: Op, luyaerd uyt de Pluym, in de vodden t' is hoogh tijd); fri. immen efter 'e fodden sitte; oostfri.: achter de fudden zitten; vgl. Spaan, 64: Een hevige stoker, ofte storm opstaande zat hun zoo vreesselyk agter de vodden, dat ze naauwlyks tyd hadden om hun foken marszeilen te beslaan; bl. 142: Ik stoof vliegens overend, rukte het mes uit, en zat 'er Abram zoo gezwind me agter de vodden, dat hy nolens volens van 't Theater sprong; Rab. I, 149: Sy liepen als hoender-dieven, eeven of heintje-man met syn pikstok haar achter de vodden was; bl. 139: Daarmee gelykelijk op een loopen, watse loopen mogten, of haar de duivel al achter de vodden was; V. Avanturesse, 130; Kale Uiter. Edelman, 174; W. Leevend II, 123; IV, 343; C. Wildsch. II, 83; Nest, 27; Landl. 104; Schuermans, 824 a; Bijv. 378 a; Antw. Idiot. 1389; Tuerlinckx, 698; V. Schothorst, 222; vgl. het syn. achter iemands garen zijn (bij Pers, 788 a; 837 a); iemand achter de geeren (slippen) zitten, ook achter de geerden zittenGa naar voetnoot1); achter het jak zitten; achter de streenen (strengen) zitten (Opprel, 86 a); iemand achter zijn lappen of achter zijne veeren zitten (Schuerm. 889 a; 775 b; Tuerlinckx, 671; Waasch Idiot. 688 a; Antw. Idiot. 1320); achter iene zijn vegge (lappen) zitte (Tuerlinckx, 665); gaan alsof ze hem achter zijn veeren zaten ('t Daghet XII, 186). |
|