Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2430. Bij de vleet,d.i. bij de menigte, bij de mult (Winschooten, 217Ga naar voetnoot1)), bij de mud (Sewel, 502; Halma, 362), bij de tultGa naar voetnoot2), bij de vult, met den huts (Antw. Idiot. 515), bij de zwikzwak (De Vries, 107); eig. bij het net ‘daar vleet een net is, dat in see drijft om haaring te vangen’ (Winschooten, 337). Vgl. mnl. vlete, al de netten van een haringschuitGa naar voetnoot3); Kil.: Vlete, rete piscatorium; Huygens, Korenbl. I, 145: Men telt hem stuyvers toe met vuysten vol om d' ooren
En stooters metten vleet.
Halma, 733: Vleet, een net dat in zee drijft om haring te vangen; hoop, eene meenigte te samen; Sewel, 987: De geheele vleet, de gansche hoop of opstal; bij de vleet, at random, by the heap; Langendijk I, 450; V. Janus II, 240: Vervolgens maakte ik Amptenaars meer dan er nodig waren, Hofmeesters, Kamerbewaarders, voornamelijk Secretarissen en Clerken, bij de vleet; Harreb. II, 390; Uit één pen, 154; Nest, 56: Men kon naaisters krijgen bij de vleet; Nkr. III, 4 Juli p. 2: Lintjes kan je bij mij koopen, 'k heb z' in soorten, bij de vleet; Loquela, 561. Vgl. verder het fri. fleet, menigte; jild by de fleet, geld in overvloed; syn. by 't skepnetsjefol. Zie no. 1942. |
|