Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2408. Iemand met den vinger nawijzen,d.i. eene uitdrukking ter aanduiding van de minachting, welke men voor iemand gevoelt; vroeger ook ter aanduiding van de aandacht en bewondering welke iemand wekt; mnl. met vingers nawisen, - naerwisen; metten vingeren wisenGa naar voetnoot1), hetzelfde als iemand met den vinger aanwijzen, op hem wijzen als op iets buitengewoons, dat bijzonder de aandacht verdient; meest in ongunstigen zin van iemand gezegd die zich zonderling of buitensporig gedraagtGa naar voetnoot2); zie Huygens I, 275: Wij zien, wij hooren niet dan vinghering en smaed; Brederoo I, 28, 399: Waar dat se my iens sien, sy wysen my na met vingheren; Tuinman I, 310: Met den vinger aanwijzen, dit geschied tot bespotting; C. Wildsch. I, 168: Als ik u verzeker, dat ieder u den kap vult, dat men u bespot, met vingers nawijst, gelooft gij dat dit alles uwe moeder niet verdrietelijk is? V. Janus, III, 151; vgl. verder Erasmus, CXIX; het lat. digito (de)monstrare, designare aliquemGa naar voetnoot3); hd. mit Fingern auf einen weisen; fr. montrer qqn au doigt, signaler au mépris public; eng. to point (the finger) at a p.; fri. immen mei de finger neiwîze. |
|