2398. Den vinger op den mond leggen,
d.i. zwijgen, den mond toehouden, afsluiten, hetzelfde als de hand op den mond leggen (no. 794); eene sedert de 17de eeuw voorkomende zegswijze, die o.a. wordt aangetroffen bij Paffenrode, 97: 'k Sal de vinger op de mond leggen en swijgen, vertel jy maer voort; Vondel, Roskam, 63: Dies acht men hem voor wys, die vinger op den mond leyt; Harrebomée II, 97 a. In het fr. mettre le doigt sur la bouche, pour faire signe de garder le silence; hd. den Finger auf den Mund legen (Wander I, 1020); eng. to put one's finger to one's lips. Vgl. no. 1538.