Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 399]
| |
2360. Verhakstukken,d.i. doen, verrichten, verhandelen, vereffenen, behaspelen; in de zegswijze daar valt wat te verhakstukken, daar is wat te doen, aan de hand; eig. ontleend aan het bedrijf van den schoenmaker: andere hakstukken aan den schoen zetten (vgl. De Bo, 1264 a: verhalvezolen; 1286 a: veronderwerken); bij uitbreiding wijzigen, veranderen; in 't algemeen: iets verrichten (vgl. flikken, lappen), syn. van verzolen (Antw. Idiot. 1362); zie Kiliaen: Verhielen, verversenen, verhackstucken, reficere caligarum talos; Plantijn: Verhielen, verhackstucken, als coussen verhielen, mettre des talons aux chausses, reficere caligarum talos vel suppingere soleas; Pers, 422 a: Dies trock hy (de prins) daer nae met weynigh volck na Hollant, in zijn oud Stadhouderschap, daer hy overal ordre stelde en genoegh vant te verhackstucken; Rabelais I, 263; Pasquilmaecker, 16; Smetius, 197; Alewijn, Philippijn, 41: Wat is hier te verhakstukken? wel hoe de degens uit?; Spaan, 120: Deze en diergelyke krameryen, met hetgeen 'er meer te verhakstukken valt, werden U E: hier opgedragen; Halma, 677: Wat is daar te verhakstukken? wat is daar te verrigten; Tuinman II, 153; Sewel, 854; Br. v. Abr. Bl. I, 61; Handelsblad, 3 Jan. 1913 p. 5 (avondbl.): Hij (een dronkaard) had eenige duistere opmerkingen verhakstukt, toen de directie (van een bioscoop) hem gemoedelijk naar een der open stoelen loodste; enz. Zie verder het fri. forhakstûkje, - stikje, veranderen, doen; Molema, 445 a: verhakstukken, verhandelen, behandelen, bepraten, in orde brengen; bl. 573 a: verhakstokken; oostfri. ferhakstükken; Draaijer, 44 b: verabstükken; V. de Water, 144: verhabstukken; Twente en elders: verhapstukken (vgl. Nw. Amsterdammer, 6 Maart 1915 p. 6 k. 4: Zoo wordt de geschiedenis van het geestelijk leven op bedenkelijke wijze verhapstukt; Het Volk, 22 Juli 1915 p. 1 k. 1: Wat er is verhapstukt achter de ijzeren luiken, blijft natuurlijk verborgen); Antw. Idiot. 1334: verhapzakken, bekomen, opdoen, verkrijgen (Vercoullie, 304; ook Jodenh. 44: Kom, uwes zal wel wat hebbe voor me te verhabzakke (verhandelenGa naar voetnoot1)); Woeste, 29 b: verhakstocken. Synoniem was in de 16de eeuw verketelboeten (zie Kiliaen; Byenc. 88 r en Sart, I, 6, 55: Incudi reddere, verketelboeten); in de 18de eeuw verhakkebanden, eig. schaatsen van andere hakbanden voorzien; bij uitbreiding iets wijzigen, veranderen;Ga naar voetnoot2) en thans in het Noordhollandsch verhapscheren, verhandelen (Boekenoogen, 293; 1121; De Vries, 102; Ndl. Wdb. V, 2146). |
|