Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2331. Wat in het vat is, verzuurt niet,eig. wat men heeft ingelegd in een goed vat, bederft niet, al laat men het ook lang daarin liggen; het blijft bewaard en kan later gebruikt worden; bij overdracht toegepast op niet vervulde beloften, om te kennen te geven, dat uitstel nog geen afstel is. In de 17de eeuw bij Coster, 34, vs. 739: Neen borght my dat nou, nou dat int vat is, dat suert niet; Winschooten, 325: Dat in het vat is, dat en versuurd niet: quod differtur non aufertur. Zie verder Sewel, 825: Dat in 't vat is verzuurt niet ('t is uitgesteld maar niet vergeeten), long delay is no acquittance; Tuinman I, 308; C. Wildsch. V, 101: Nu dat in 't vat is zuurt niet; Harreb. II, 361 b; 512 b: Wat in 't zout ligt, zuurt niet; Nest, 65: Uitstel is geen afstel; borgen is geen kwijtschelden; wat in 't vat ligt dat en zuurt niet; De Arbeid, 25 Maart 1914, p. 3 k. 4: Wat in een goed vat zit, verzuurt niet; oostfri. wat in 'n god fat sitt, dat sûrd net; Eckart, 108: wat in 'n gôd Fatt is, sûert nich; vgl. het 17de-eeuwsche iets in 't vat hebbenGa naar voetnoot1), iets te goed hebben, iets in 't vet hebben, iets te vereffenen hebben. In Groningen en in Duitsche dialecten is deze zegswijze nog bekend; zie Molema, 441; Harreb. II, 362; Ten Doornk. Koolm. I, 427 a: hê hed nog wat in 't fat; Grimm III, 1360 en vgl. het fri.: hwet yn 't fet hâlde, wat in petto houden. Zie Iets in 't vet hebben. |
|