Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2318. Uit een ander vaatje tappen,d.w.z. ‘anders, dan te voren, toespreken, of doen’, uit een anderen grondtoon spelenGa naar voetnoot1); eig. iemand iets anders te drinken geven; iets anders voorzetten. Hiernaast uit hetzelfde vaatje tappen (in Het Volk, 4 April 1914, p. 9 k. 4; 25 Juni 1914, p. 5 k. 3) en uit het oude vaatje tappen (in Handelsblad, 22 April 1914 (avondbl.), p. 1 k. 1). Vgl. voor eene soortgelijke overdracht het mnl. een ander (iets anders) scincken; enen mede blanden (gereed maken, brouwen); enen een bier brauwen, - scencken, enz.; fri. skerp bier taepje, op een scherpen, vinnigen toon spreken. In de 17de eeuw komt de uitdr. o.a. voor bij Starter, Lusthof, 409: Nou geef ick Lysje de sack, ick tap het nou uyt een aer vaetje.
Wangt sint ick myn parmantigh aesingt begon te steken onger de groote Moncksieurs,
Kreegh ick van puyk van Meysjes niet dan al te veel keurs.
In dien tijd zeide men ook uit het beste vaatje tappen, iemand lief, zeer vriendelijk toespreken. Zie verder Kluchtspel III, 44: Ze zel uyt dat vadt al weêr tappen; Sweerts, 468; Tijdschr. XL, 82, 511; Langendijk, Don Quichot (Panth.), 26; Spaan, 85; 274; Tuinman I, 96; 115; E. Wolf-Bekker, Brief aan Ernst: k Vind niets aantrekkelijks voor mij in zulk een zwarte schilderij: Gij moet me nooit weêr uit dat lelijk vaatje schenken; V. Janus III, 59: Iemand, die vooraf weet te zeggen uit welk een vaatjen ik tappen zal; Afrik. hy tap nou uit heeltemaal 'n ander vaatje. Vgl. het 17de-eeuwsche uit een ander boek praten (Westerbaen II, 249) en het fr. en voici d'une autre cuvée, se dit lorsque, après avoir entendu un conte plaisant, quelqu'un en commence un autreGa naar voetnoot2); hd. aus einem andern Fasze gehen, ganz anders aussehen (Grimm III, 1359); ein andres Fass anstechen; ein neues Fässchen anstechen; etwas in ein andres Fass schlagen; woll'n mal ein ander Fasz anzapfen, beim Kartenspiel, um zu sagen: eine andere Farbe ziehen (Wander V, 1249). |
|