Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2306. Een uiltje knappen (of vangen),Ga naar eind2306d.w.z. een middagslaapje doen, ‘naar het lek luisteren’, zooals de zeeman zegt, fri. nei 't lek lûsterje), naar 't lekken van de goot gaan luisteren (Goeree en OverflakkeeGa naar voetnoot1)); de kriekele beechte (MaastrichtGa naar voetnoot2)). Eene verbloemende uitdrukking, die eig. wil zeggen een uiltje (een vlinder) vangen, doch schertsenderwijze gebruikt wordt voor het zich even afzonderen om een slaapje te doen; vgl. no. 356. De uitdr. komt in de 17de eeuw o.a. voor bij Hooft, Ged. II, 463; Heemskerk, Minnekunst (anno 1626) bl. 459: 't Soete groen, tot een verwonder
Lancx het water weeldrigh groeyt,
Dat het vruchtbaerlyck besproeyt.
't Welck my 's middaghs doet verlanghen
Om een uyltjen op te vanghen:
Waer ick 't slapen vind so soet
Als ghy op u pluym-bed doet.
Zie verder Noord en Zuid XIX, 165-168; Kluchtspel II, 202; Rusting, 7; 584; C. Wildsch. V, 303: Dominées oude goede sloof, die onderwijl een zoet uiltje geknapt had; Halma, 713: Een uiltje vangen, een namiddagslaapje neemen, faire la méridienne; V. Janus, 2; Leopold, I, 42; Uit één pen, 119; Nederland, 1914, II, 7; Joos, 107; Waasch Idiot. 669 a; het hd. eine Eule fangen, ein Mittagschläfchen haltenGa naar voetnoot3). Te vergelijken is de Groningsche uitdr. vlinder knippen, den schooltijd verzuimen (Molema, 326); vinkertjes leggen (Frequ. I, 117); een poesje vangen, to ring at people's doors in the night time (Sewel), dus wat wij noemen een puisje (17de eeuw puis = poesGa naar voetnoot4) vangen; een muisje pakken, minnehandel drijven (Rutten, 149); enz. Zie no. 2298 en vgl. Om zeep gaan (noot). |
|