Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2268. Den toets doorstaan,d.w.z. bestand zijn tegen de proef, het onderzoek; eig. gezegd van goud, welks gehalte door middel van een toetssteen (fr. pierre de touche (ook fig.); hd. probirstein) onderzocht wordt. Zie Kiliaen: Toetsen, auri vel argenti bonitatem explorare indice lapide; toetssteen, j. goudsteen, coticula, index; bij Pers, 525 a: op den toets stellen; Kluchtspel III, 334: op den toetssteen zetten; Halma, 644: Ik moet hem eens toetsen, ik moet hem eens op de proef stellen; Sewel, 789: Iemand op den toets zetten, to try one; iets ter toetse brengen, to bring a thing to a trial; hy kan de toets niet uitstaan, he cannot stand the test; Harreb. II, 336 a: Dat kan den toets niet doorstaan. Vgl. ook het 17de-eeuwsche toets houden, hetzelfde als proef houdenGa naar voetnoot1); hd. die Probe aushalten, het adj. proefhoudend, hd. probehaltend. Zie no. 2162. |
|