2266. Tjokvol,
d.w.z. geheel vol, tot barstens toe vol, mudvol, eig. gestampt vol (zoo in Zuid-Nederland), stampvol, ontleend aan het eng. chockful?; vgl. ook fri. tsjok, dik; Zuidndl. tjokken, kloppen, schokken; gron. tjoekeln, onophoudelijk, met korte slagen putten. Voor bewijsplaatsen zie Nest, 24; Nachtb. 140: 't Is er altijd tjokvol en de zinken toonbank druipt van jenever; De Arbeid, 22 Aug. 1914, p. 2 k. 3: 's Morgens 11 uur was de groote zaal van d'Geelvinck tjokvol; Handelsblad, 6 Sept. 1914 (ochtendbl.), p. 2 k. 2: De groote kazernes in de stad zaten nog tjokvol soldaten; Het Volk, 3 Nov. 1914, p. 4 k. 4: De bizonder gunstige ontvangst door den tjokvollen schouwburg van de première; Nkr. V, 21 Oct. p. 8: Het heele restaurant is tjokvol, zoodat zij een chambre séparée moeten nemen; In de forten, bl. 28: De trein tjokvol; Het Volk, 29 Dec. 1914, p. 1 k. 3: Een hospitaal, dat tjokvol met patienten ligt; 4 Januari 1915, p. 6 k. 1: De bovenste rangen waren tjokvol. Naar analogie hiervan ook tjokheet in Handelsblad, 25 Juli 1914 (avondbl.), p. 5 k. 1. Syn. tjoepvol in Haagsche Post, 23 Febr. 1918, p. 223 k. 4: Een ongewone blijdschap gaf het mij, dat het Verkade-zaaltje tjoepvol zat met society-publiek; topvol (in Antw. Idiot. 1255).