Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2262. Op til zijn,d.w.z. op komst zijn, staan te gebeuren, op handen zijn; eig. op het punt zijn van te tillen, d.i. te gebeurenGa naar voetnoot1); Plantijn: Vroech in til zijn, estre matineux, estre matin en besongne; 17de en 18de eeuw in ('t) til zijn, gaande zijn, aan den gang zijn; op 't til zijn, gaans zijn, op handen zijn; vgl. Winschooten, 311; Hooft, Brieven, 367; Warenar, 831 (in 't til); Tuinman I, 247; Sewel, 782: Die zaak is allang in til geweest, that affair has been a good while on the carpet; Halma, 638: In til zijn, onder handen zijn; daar is iets in til, daar is iets in de meulen, daar is iets onder handen; Harreb. II, 335 a: Daar is wat op til; Op R. en T. 8; Dievenp. 115; Nw. School IV, 116: Groote veranderingen waren op til; Dukro, 166: Dina laat hem onkundig van wat 'r in de eerste week van Juli op til is; Potgieter, Schetsen en Verh. II, 3; fri.-gron. op til wêze, gaande zijn (Epkema, 481; Molema, 181 a). Zie ook Franck-v. Wijk, 697; Neophilologus 3, 285. |
|