2226. Te klein voor een tafellaken en te groot voor een servet.
Vgl. Harreb. I, 88: Hij is te breed voor een servet, en te smal voor een tafellaken. ‘Gezegd van opgeschoten jongens of meisjes “tusschen visch en vleesch”, halfwassen brasempjes: te groot om nog met kinderen, te klein om reeds met volwassenen om te gaan. Soms ook met betrekking tot stand, van een meisje dat zich te voornaam rekent voor een handwerksman en zelve niet bij een hoogeren stand in tel is’ (Ndl. Wdb. III, 1170).