2217. De beste stuurlui staan aan wal.
‘Die aan land van verren een schip in storm op de zee zien, plegen zich in te beelden, dat zy 't beter zouden terecht stieren en redden, dan die 'er in zyn, terwyl zy in zulk een ongeval meer raadeloos en bandeloos zouden staan’ (Tuinman II, 162). Bij overdracht heeft deze spreekw. de bet. aangenomen van ‘zij, die in gelijke omstandigheden zich even min zouden weten te redden, zijn vaak de grootste bedillers van het doen van anderen’; Ndl. Wdb. V, 299. Deze zegswijze is in de 17de eeuw al zeer gewoon. Men vindt ze o.a. bij Winschooten, 304; De beste stuurlui sijn aan land: het welk oneigendlijk beteekend: dat het ligter is te berispen, als te verbeeteren; Cats I, 458 en 519; Huygens, Oogentr. 33 vlgg.; De Brune, 34: De beste stuyrlien zyn aen land, en kouten van groot onverstant; Bank. I, 266; Kluchtspel III, 301; Sewel, 769; Halma, 624: De beste stuurlieden zijn aan land; spreekw. 't valt gemaklijker te berispen dan te verbeteren; V. Janus, 3, 273; Van Eijk I, 134: de beste Stuurlieden staan aan wal; Waasch Idiot. 578: de beste schippers staan aan wal; Harreb. II, 320 a; III, 342 a; in het nd. de beste Stürlüde sünd an 't Land (Eckart, 502; Dirksen II, 71); fri. de beste stjurliu stean oan 'e wal.