Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2198. Strijk en zet,d.w.z. ieder oogenblik, herhaaldelijk, schering en inslag, geregeld, zonder uitzondering. De uitdr. kan aan een dobbelspel (of een kaartspel; zie Tijdschr. XXXIX, 158) ontleend zijn en eig. willen zeggen: strijk de ingezette som op en zet opnieuw weer inGa naar voetnoot1). Het is ook mogelijk, dat ze aan het bedrijf van den schipper ontleend is, die bij het doorvaren van een sluis het zeil strijkt en het daarna weder zet. Nog andere verklaringen vindt men in N. Taalgids IX, 228 en 312. Vgl. Smetius, 125: Het is stryck ende sett, seyl voor den mast; Snorp. I, 38; Strijck en set speulen (obscoen; zie no. 1508). Vroeger had deze uitdrukking de bet. van dadelijk, onmiddellijk, zooals bij Sart. II, 2, 86; III, 7, 42; II, 7. 68: Het sal strijck ende set wesen, met een lick, met een veech; Asselijn, 293 en 365: Dat geld moet er weezen, Diwertje, daar valt in 't minst niet teegen t' appelleeren.
Dat moet er weezen; al zo daadelijk? en zo strijk en zet?
Zie verder Tuinman I, 264: 't Is strijk en zet, dit zegt men van voordeel dat ras en zonder moeite verkregen word; Van Effen, Spect. IV, 54; Dat zy voor ieder van die stukjes stryk en zet een goude Dukaton krygen; Harreb. III, 66 a: Het is strijk en zet, d.w.z. hetzelfde voordeel komt telkenmale weder binnen; Handelsblad, 1 Maart 1914, p. 5 k. 2: Een orthodoxie die in de kerkelijke practijken strijk en zet den achterlijken de hand reikt; Nkr. IV, 9 Oct. p. 3; De Telegraaf, 13 Maart 1915 (avondbl.), p. 9 k. 1; Eckart, 508: dat geit strîk un sett, hürtig; Wander IV, 913: dat is man strik unde sett; in het overijs. krant en zet; 18de eeuw: schrik en mik(?Ga naar voetnoot2). |
|